Vragen van het lid Boswijk (CDA) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
over het bericht «Brussel maakte wél verslag van gesprek over Wierdense Veld» (ingezonden
4 oktober 2021).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Brussel maakte wél verslag van gesprek over Wierdense
Veld»?1
Vraag 2
Waarom gaf u in antwoord op eerdere schriftelijke vragen aan dat er geen verslag is,
terwijl nu blijkt dat er wel degelijk een verslag is gemaakt? Waarom heeft u dit gespreksverslag
niet bij de Europese Commissie opgevraagd en aan de Kamer doen toekomen?2
Vraag 3
Begrijpt u het belang van goede informatievoorziening voor de volksvertegenwoordiging
om het bestuur te controleren?
Vraag 4
Beseft u wat voorvallen zoals deze doen met het vertrouwen van burgers in de overheid
en het draagvlak voor het overheidsbeleid, in het bijzonder bij deze specifieke casus?
Vraag 5
Klopt het dat Nederland een andere interpretatie geeft aan Habitatrichtlijn artikel
6, dan de Europese Commissie en dat de Commissie de uitleg die Nederland hieraan geeft
niet deelt? Zo ja, waarin zit dit verschil in interpretatie exact? Welke uitleg geeft
de Commissie aan dit artikel en wat is uw eigen uitleg?
Vraag 6
Klopt het dat uit het gesprekverslag blijkt dat er geen volledige wetenschappelijke
zekerheid verkregen is of te verkrijgen is over het succes van de voorgestelde ingrijpende
beheermaatregelen in Wierdense Veld?
Vraag 7
Waarom ziet Nederland, zoals te lezen is in het gespreksverslag, het dan pas na het
nemen van ingrijpende (en wetenschappelijke onzekere) maatregelen, zoals onder meer
de opkoop van omliggende landbouwgronden, als een «optie» om alsnog gebruik te maken
van de mogelijkheid van compensatie in de zin van artikel 6, lid 4 van de Habitatrichtlijn
in andere hoogveennatuurgebieden?
Vraag 8
Waarom kiest u er niet voor om al te compenseren voorafgaand aan het nemen van deze
ingrijpende en sociaaleconomisch onomkeerbare maatregelen, waarvan de uitkomsten ook
nog eens wetenschappelijk onzeker zijn?
Vraag 9
Is drinkwaterwinning niet per definitie een dwingende reden van groot openbaar belang
in de zin van artikel 6, lid 4 van de Habitatrichtlijn, zoals in het verslag genoemd?
Vraag 10
Waarom wil Nederland als lidstaat volgens het gespreksverslag dan toch per se in Wierdense
Veld eerst een pakket maatregelen blijven nemen die volgens hetzelfde gespreksverslag
qua uitkomst wetenschappelijk onzeker zijn en waarvan de resultaten ten gevolge van
de drinkwaterwinning door gebrek aan ecologische kennis onbekend zijn?
Vraag 11
Waarom stelt Nederland verderop in het verslag tegenover de Commissie dan toch dat
het pakket maatregelen «volgens de huidige inzichten» de verslechtering van het hoogveen
zal voorkomen en behoud van huidige hoogveenwaarden zal verzekeren? Spreekt Nederland
zichzelf hier tijdens het gesprek met de Commissie niet tegen? Heeft u of de provincie
soms andere inzichten dan de ontbrekende ecologische kennis en wetenschappelijke onzekerheid?
Vraag 12
Waarom noemt de Commissie deze keuze in de titel «de weg die Nederland wil kiezen
in deze situatie»? Vermeldt de Commissie in het gespreksverslag zelf niet expliciet
dat de optie van artikel 6, lid 4 voor compensatie (van het verlies in Wierdenseveld
ten gevolge van drinkwaterwinning) in andere Natura 2000-gebieden met hoogveenwaarden
reeds open staat en dat deze optie in nieuwe Europese richtsnoeren over de toepassing
van artikel 6 van de Habitatrichtlijn zal zijn opgenomen? Waarom heeft Nederland hier
dan nog steeds geen gebruik van gemaakt of soortgelijke opties verkend? Vallen dergelijke
opties duurder of goedkoper uit dan de omvangrijke en qua resultaat wetenschappelijk
onzekere maatregelen in het Wierdense Veld?
Vraag 13
Is het juist dat de Commissie stelt open te staan voor dialoog over de kosten en de
proportionaliteit van de maatregelen in Wierdense Veld die door Nederland, provincie
en terreinbeheerder reeds deels zijn ingeleid? Zo ja, op welke termijn zullen gesprekken
met de Commissie hierover plaatsvinden en waarom wordt er niet gewacht op de uitkomst
van deze dialoog? Zou bovendien met de aanzienlijke financiële middelen behorende
bij de maatregelen in Wierdenseveld niet in andere Natura 2000-gebieden veel meer
hoogveen behouden en hersteld kunnen worden, indien gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid
van artikel 6, lid 4 zoals door de Europese Commissie wordt geopperd?
X Noot
2Aanhangsel van de Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 3933