Vragen van het lid Eppink (JA21) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
over de onthulling dat de overheid vastlegging van stikstof door bodemleven, de grootste
stikstofbron, buiten het stikstofbeleid houdt (ingezonden 11 juni 2021).
Vraag 1
Hebt u kennisgenomen van de publicatie van Stichting Agrifacts (Staf) waarin wordt
gesteld dat de overheid de grootste stikstofbron buiten het stikstofbeleid houdt?1
Vraag 2
Was u op de hoogte van de in de publicatie genoemde metingen door de Universiteit
van Antwerpen?
Vraag 3
Als u niet van deze belangwekkende metingen op de hoogte was, hoe kon dat het geval
zijn?
Vraag 4
Is de wetenschappelijke analyse van Staf feitelijk correct dat de verschillende zogenoemde
natuurbodems behalve stikstofdepositie ook stikstofvastlegging vanuit de lucht (N2)
kennen door bodemleven (bacteriën en andere bodemorganismen)?
Vraag 5
Indien de analyse van Staf juist is, hoeveel kilogram stikstof aanvoer per hectare
per jaar is hiervan het gevolg voor respectievelijk droge heide, natte heide, droge
bossen zonder productie, droge bossen met productie, vochtige bossen zonder productie,
vochtige bossen met productie, bloem- en kruidenrijk weidevogelgrasland, schraalgrasland
en zandverstuivingen?
Vraag 6
Klopt het dat afbraak van de bodemvoorraad stikstof (afbraak van organische stof)
een belangrijke bron is van de toevoer van stikstof naar stikstofgevoelige natuur?
Vraag 7
Om hoeveel kilogram per hectare per jaar gaat het bij achtereenvolgens droge heide,
natte heide, droge bossen zonder productie, droge bossen met productie, vochtige bossen
zonder productie, vochtige bossen met productie, bloem- en kruidenrijk weidevogelgrasland,
schraalgrasland en zandverstuivingen?
Vraag 8
Wordt de omvang van de stikstofbron onder vraag 7 gemeten of in kaart gebracht voor
de verschillende habitats binnen natuurgebieden?
Vraag 9
Als het antwoord op vraag 8 bevestigend luidt, kunt u die gegevens beschikbaar stellen?
Vraag 10
Als het antwoord op 8 bevestigend luidt, waarom neemt het Rijksinstituut voor Volksgezondheid
en Milieu (RIVM) en u deze aanvoer niet mee in de aanvoer van stikstof per hectare
voor stikstofgevoelige vegetaties?
Vraag 11
Kunt u de Tweede Kamer zo spoedig mogelijk informeren of de bevindingen van de Universiteit
van Antwerpen ook opgaan voor de natuurgebieden in de overige provincies?
Vraag 12
Onderkent u dat de bevindingen van de Universiteit van Antwerpen van grote betekenis
zijn voor de toekenning van de uitstoot van stikstof uit verschillende bronnen en
kunnen leiden tot het bijstellen van tot dusver gehanteerde aannames?
Vraag 13
Bent u bereid om naar aanleiding van het onderzoek van de Universiteit van Antwerpen
in alle stikstofgevoelige gebieden vergelijkbare bodemanalyses te laten uitvoeren?
Vraag 14
Als de analyse van Staf inzake het jaarlijks vrijkomen van 30 tot 250 kilo stikstof
per hectare uit de bodemvoorraad (afbraak organische stof) juist is, welk effect hebben
dan de huidige stikstofregels zoals snelheidsbeperking en veehouderij op de staat
van instandhouding van de natuur?
Vraag 15
Worden de stikstofwinsten zoals deze in bestaande door de overheid gehanteerde modellen
worden berekend, tenietgedaan door de grotere toestroom van stikstof uit de bodem
zoals nu berekend door Staf, waardoor er geen meetbaar effect zal zijn van het maatregelenpakket
voor landbouw, verkeer en industrie?
Vraag 16
Hoe verhoudt de aanvoer van stikstof uit de bodemvoorraad zich tot de kritische depositiewaarde
van de vegetatie?
Vraag 17
Bent u bereid, gezien deze nieuwe informatie en de grote gevolgen van de inzichten
die uit deze nieuwe wetenschappelijke benadering voortvloeien, om op zeer korte termijn
een nadere studie uit te laten voeren, door een ander instituut dan het RIVM of Wageningen
University & Reasearch (WUR) naar deze materie, bijvoorbeeld het Instituut voor Biodiversiteit
en Ecosysteem Dynamica (IBED) van de Universiteit van Amsterdam?
Vraag 18
Bent u bereid antwoord te geven op iedere vraag afzonderlijk?