Vragen van het lid Van der Staaij (SGP) aan de Ministers voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Justitie en Veiligheid over het bericht «Zonder kleding voor de klas in nieuw NPO-Zappprogramma» (ingezonden 8 maart 2021).

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht «Zonder kleding voor de klas in nieuw NPO-Zappprogramma»?1

Vraag 2

Wat is uw oordeel over het programma van NPO Zapp waarin kinderen van de basisschool geconfronteerd worden met poedelnaakte wildvreemden in de klas? Deelt u de opvatting dat dit pedagogisch onverantwoord is en dat het risicovol is om op deze wijze de moeite te doorbreken die kinderen ervaren met het kijken naar blote mensen?

Vraag 3

Onderkent u dat dit programma een contraproductief signaal is in het kader van de politieke en maatschappelijke inspanningen om ongewenste intimiteiten tegen te gaan en de positie van minderjarigen sterker te beschermen? Deelt u de mening dat het programma volstrekt overbodig is om leerlingen een realistische kijk op het menselijk lichaam te geven en dat daarvoor allerlei andere respectvolle mogelijkheden bestaan?

Vraag 4

Bent u ook van mening dat dit programma volgens algemeen geldende opvattingen niet geschikt is voor vertoning aan personen jonger dan twaalf jaar? Kunt u aangeven wat het oordeel van de Kijkwijzer is over dit programma en bent u bereid hierover in contact te treden met het Nederlands Instituut voor de Classificatie van Audiovisuele Media (NICAM)? Waarom is bij de trailer geen classificatie vermeld om een ongewenste confrontatie met bloot te voorkomen?

Vraag 5

Hebben alle ouders van deze kinderen toestemming gegeven voor de deelname van hun kinderen aan het programma en was de informatievoorziening vooraf adequaat? Zo ja, hoe oordeelt u over uitspraken van leerlingen dat zij zich desondanks erg ongemakkelijk voelden? Zo nee, welke consequenties verbindt u hieraan?

Vraag 6

Heeft de Arbeidsinspectie op grond van de Arbeidstijdenwet een ontheffing verleend van het verbod op kinderarbeid voor de deelname van deze kinderen aan het programma? Welke rol speelt het belang van de zedelijke ontwikkeling van het kind hierin?

Vraag 7

In hoeverre kwalificeert u de confrontatie van kinderen met poedelnaakte wildvreemden als schennis van de eerbaarheid (art. 239 Sr) op grond van de jurisprudentie, waarin aan de orde komt dat het gaat om zeer hinderlijke feiten die bij jonge kinderen sterke gevoelens van angst op kunnen wekken?2 Hoe weegt u daarbij dat de makers van het programma naar eigen zeggen bewust de situatie willen doorbreken dat kinderen het moeilijk vinden om naar blote mensen te kijken?3 Wat is het verschil is tussen het tonen van geslachtsdelen tijdens een televisieopname voor kinderen en het tonen van geslachtsdelen in een speeltuin?

Vraag 8

Bent u bereid een appél te doen op de Nederlandse Publieke Omroep (NPO) om van uitzending af te zien en om in gesprek te gaan over het ontwikkelen van een ethische richtlijn als het gaat om deze onderwerpen? Wilt u deze vragen beantwoorden voor de vertoning van de serie op de publieke omroep?


X Noot
2

Zie onder meer Rechtbank Oost-Nederland, 25 maart 2013, ECLI:NL:RBONE:2013:BZ5731; Rechtbank Oost-Nederland, 25 maart 2013, ECLI:NL:RBONE:2013:BZ5755 en Rechtbank Oost-Nederland, 25 maart 2013, ECLI:NL:RBONE:2013:BZ5766.

Naar boven