Vragen van de leden Gijs van Dijk (PvdA) en Renkema (GroenLinks) aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht dat een vrouw 7.000 euro plus een boete moet terugbetalen omdat zij boodschappen kreeg van haar moeder (ingezonden 8 januari 2021).

Vraag 1

Heeft u kennis genomen van het bericht «Vrouw met bijstand krijgt boodschappen, 7.000 euro teruggevorderd»?1

Vraag 2

Deelt u de opvatting dat de bijstand onvoldoende inkomen biedt voor een fatsoenlijk bestaan? Zo nee, waarom niet?

Vraag 3

Deelt u de mening dat het bieden van hulp aan familie, vrienden en vreemden eerder beloond dan bestraft zou moeten worden? Zo nee, waarom niet?

Vraag 4

Uit welk artikel of element van de wetsgeschiedenis volgt dat een wekelijkse tas met boodschappen moet worden aangemerkt als een op geld waardeerbaar voordeel en als onderdeel van het inkomen van mensen die een uitkering krijgen?

Vraag 5

Op welke wijze wordt precies berekend hoeveel op geld waardeerbaar voordeel deze persoon heeft genoten?

Vraag 6

Sinds wanneer schrijft wetgeving voor dat giften of hulp volledig moeten worden aangemerkt als inkomen dat dient te worden gekort op de bijstandsuitkering?

Vraag 7

Hoe verklaart u dat steun in natura, zoals een tas boodschappen, moet worden verrekend met de uitkering, terwijl dit de kern vormt van het gemeentelijke armoedebeleid?

Vraag 8

Welke beleidsvrijheid hebben gemeenten om steun in natura te verrekenen met de uitkering? Waarom worden voedselpakketten van de voedselbank doorgaans niet aangemerkt als een op geld waardeerbaar voordeel?

Vraag 9

Ontvangt u signalen dat gemeenten voedselpakketten van voedselbanken wel degelijk aanmerken als een op geld waardeerbaar voordeel? Vindt u dat wenselijk? Zo nee, wat ga u daaraan doen?

Vraag 10

Vindt u dat deze casus aantoont dat wet- en regelgeving moeten worden aangepast zodat mensen niet worden geconfronteerd met hoge terugvorderingen en boetes als zij hulp van familie ontvangen?

Vraag 11

Bent u bereid giften tot 1.200 euro vrij te stellen van de inlichtingenplicht? Zo nee, waarom niet?

Vraag 12

Nu de gemeente aangeeft de zaak opnieuw te bekijken, van welke bevoegdheden kunnen gemeenten gebruik maken om maatwerk te bieden aan ontvangers van uitkeringen, zowel in het algemeen als specifiek voor deze casus?

Vraag 13

Kunt u aangeven hoe vaak gemeenten gebruik maken van mogelijkheden maatwerk te leveren?

Vraag 14

Op welke verschillende wijzen organiseren gemeenten uitzonderingen?

Vraag 15

Deelt u de analyse dat gemeenten een financiële prikkel hebben om geen maatwerk te leveren, daar zij worden geconfronteerd met extra uitgaven? Zo nee, waarom niet?

Vraag 16

Wanneer is besloten tot een bekostigingsmodel waarbij gemeenten besparingen op de uitgaven aan de bijstand mogen aanwenden voor andere doeleinden? Wat was daarvoor de precieze motivatie?

Vraag 17

Hoeveel vergelijkbare casussen – waarbij een hulp van familie, vrienden of vreemden leidt tot hoge terugvorderingen – zijn er jaarlijks?

Vraag 18

Komt het voor dat gemeenten bij u aangeven deze situatie onwenselijk te vinden? Zo ja, hoe vaak per jaar, en welk antwoord geeft u hen?

Vraag 19

Is uw ministerie betrokken geweest bij deze casus, dan wel bij het verzamelen en verstrekkend van signalen, het nemen van het besluit tot terugvorderen, of bij de rechtszaak? Zo ja, wanneer en waarom precies?

Vraag 20

Klopt het dat uit de Fraudewet-SZW, die in 2012 is ingediend, ertoe leidt dat gemeenten geen beleidsvrijheid hebben om een terug te vorderen bedrag te matigen, maar dat alleen mogen doen in het geval van dringende redenen? Zo ja, uit welk wetsartikel volgt dit en wat was daarvoor de argumentatie? Zo nee, waaruit volgt dit dan wel?

Vraag 21

Hoe vaak komt het voor dat gemeenten besluiten terugvorderingen te matigen, op hoeveel casussen jaarlijks?

Vraag 22

Bent u van mening dat het proportioneel is een boete op te leggen ter hoogte van 50 procent van het terug te vorderen bedrag, omdat de inlichtingenplicht zou zijn geschonden?

Vraag 23

Welke wettelijke mogelijkheden heeft de gemeente om de sanctionering te matigen en op grond van welke wetsartikelen? Zou het in dit geval ook mogelijk zijn geweest om deze persoon een waarschuwing te geven?

Vraag 24

Klopt het dat de Fraudewet-SZW in 2016 is gewijzigd om te waarborgen dat sancties in verhouding staan tot de mate van verwijtbaarheid? Welke wijzigingen zijn precies aangebracht?

Vraag 25

Wanneer gaat u het onderzoek naar de proportionaliteit van terugvordering en sancties in de sociale zekerheid aan de Kamer zenden, naar aanleiding van de aangenomen motie Gijs van Dijk?2 Bent u bereid deze en vergelijkbare casussen daarbij te betrekken?

Vraag 26

Kunt u de werkwijze van het Inlichtingenbureau nader toelichten? Wanneer is dit bureau opgericht en met welke redenen? Met welke organisaties werkt het Inlichtenbureau samen? Welke gegevens worden gedeeld, en met wie? Hoe vaak vinden onderzoeken plaats op basis van signalen van het Inlichtenbureau? Hoe vaak leidt dit tot terugvorderingen en met welke hoogte?


X Noot
1

NOS, 28 december 2020, «Vrouw met bijstand krijgt boodschappen, 7.000 euro teruggevorderd» (https://nos.nl/artikel/2362361-vrouw-met-bijstand-krijgt-boodschappen-7000-euro-teruggevorderd.html)

X Noot
2

Kamerstuk 35 374, nummer 15

Naar boven