Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de Minister voor Rechtsbescherming over de tegemoetkomingsregeling voor sociale advocatuur (ingezonden 4 december 2020).

Vraag 1

Wat is uw reactie op de constatering dat geen effectief beroep wordt verwacht op de aangekondigde tegemoetkomingsregeling die is ingesteld voor sociaal advocaten die kampen met omzetverlies als gevolg van corona?1 Hoe komt dit volgens u?

Vraag 2

Erkent u dat het niet de bedoeling van deze regeling was dat vrijwel niemand uit de sociale advocatuur, die al ernstig in de problemen zat voor de Coronacrisis, hier geen beroep op zou kunnen doen?

Vraag 3

Waarom wordt het bedrag van deze regeling van € 4,5 miljoen van de onderuitputting op de rechtsbijstand afgetrokken, terwijl voor andere COVID-19 kosten op de begroting J&V extra geld is beschikbaar gesteld, bijvoorbeeld voor het COVID-19-proof maken van de rechtbanken of het aanleggen van de voorraad beschermingsmiddelen?

Vraag 4

Klopt het dat zonder deze tegemoetkomingsregeling sociale advocatuur er € 29,5 miljoen onderuitputting zou zijn geweest op de rechtsbijstand, die conform de afspraak tussen de Minister voor Rechtsbescherming en de Tweede Kamer van 9 november 2018 tegemoet zou komen aan de sociale advocatuur?2

Vraag 5

Wat gebeurt nu met het budget dat hiervoor was uitgetrokken nu daar naar verwachting niet of nauwelijks een beroep op zal worden gedaan? Deelt u de mening dat dit geld in ieder geval ten goede moet komen aan de sociale advocatuur? Hoe gaat u dat organiseren?

Vraag 6

Wat gebeurt met de terugbetalingstermijn en de voorschotregeling van de Raad voor Rechtsbijstand? Hoe gaat u voorkomen dat advocaten- en mediatorpraktijken hierdoor in de problemen komen?

Vraag 7

Hoe heeft u uw belofte vervuld om de omzetontwikkelingen van de advocatuur nauwlettend te blijven monitoren?3

Naar boven