Vragen van de leden Omtzigt en Van der Molen (beiden CDA) aan de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties en de Staatssecretarissen van Financiën over de Wet openbaarheid
van bestuur (Wob) en het informeren van de Kamer (ingezonden 30 november 2020).
Vraag 1
Herinnert u zich dat u op 20 december 2018 een aantal vragen kreeg voorgelegd waarvan
er een luidde:
«Kunt u voorbeelden geven van Wob-verzoeken, die bewust vertraagd zijn door de regering?»1
Vraag 2
Herinnert u zich dat u eerst alle 22 gestelde vragen samenvoegde tot vijf antwoorden
en pas na meer dan een half jaar en na heel veel formele en informele aansporingen
en herinneringen, het volgende antwoord gaf op deze specifieke vraag, namelijk: «Nee.
De beantwoordingstermijn van een concreet Wob-verzoek is afhankelijk van de bestuurlijke
aangelegenheid in kwestie, de reikwijdte van het verzoek, de omvang van de hoeveelheid
informatie en de mogelijkheden dergelijke informatie snel te verwerken.»?2
Vraag 3
Hebt u kennis genomen van het verhoor van premier Rutte door de parlementaire onderzoekscommissie
Kinderopvangtoeslag, waarin hij onder ede verklaarde en het advies bevestigde om een
Wob-verzoek pas later uit te sturen – na publicatie van een onderzoek – en een boete
voor lief te nemen?
Vraag 4
Ziet u aanleiding om het antwoord op deze Kamervraag te herzien? Zo ja, wat luidt
nu uw nieuwe antwoord?
Vraag 5
Kunt u aangeven welke Wob-verzoeken deze kabinetsperiode vertraagd zijn om politieke
redenen?
Vraag 6
Heeft u kennis genomen van het antwoord dat uw ambtsvoorganger Staatssecretaris Wiebes
gaf, namelijk
«Vraag 14
Zijn er ouders, kinderopvanginstellingen/gastouders en bemiddelingsbureaus die een
onnodig grote schade geleden hebben van het abrupt stopzetten en terugvorderen van
kinderopvangtoeslag in 2014? Zo ja, om hoeveel mensen en instellingen gaat het dan?
Antwoord 14
Daar is niets van gebleken. Een ieder die meent dat hij als gevolg van onrechtmatig
handelen schade heeft geleden kan overigens individueel een verzoek om schadevergoeding
doen. Dit verzoek zal dan worden getoetst aan de daarvoor geldende wet- en regelgeving?»3?
Vraag 7
Heeft u kennis genomen van het feit dat Minister Wiebes tijdens de verhoren onder
ede verklaard heeft dat dit een verbijsterend antwoord is, een onbegrijpelijk antwoord
is en dat hij gewoon als een doorgeefluik van de dienst gefunctioneerd heeft en zelf
geen vragen gesteld heeft?
Vraag 8
Is de Kamer onjuist en/of onvolledig geinformeerd met dit antwoord (antwoord 14 van
Aanh. Handelingen TK 2016/17, 2720)?
Vraag 9
Wilt u het antwoord op deze Kamervraag herzien?
Vraag 10
Zijn er meer antwoorden op Kamervragen in het kinderopvangtoeslagdossier in de afgelopen
drie jaar, die onvolledig of onjuist beantwoord zijn? Zo ja, welke zijn dat?
Kunt u daarbij tenminste de volgende onderwerpen van vragen betrekken: discriminatie,
dubbele nationaliteit, omvang van het schandaal, opzet/grove schuld, wettelijke basis
onder de alles-of-niets benadering, onvolledig feitenrelaas zoals bijvoorbeeld het
memo-Palmen en meer dat is weggelaten?
Vraag 11
Bent u bereid de onjuiste en onvolledige Kamervragen in het kinderopvangtoeslagdossier
van de afgelopen drie jaar alsnog op de juiste wijze te beantwoorden? Zo ja, binnen
welke termijn kunt u dat doen? Zo nee, waarom zou de Kamer dan nog Kamervragen stellen?
Zo nee, wat is dan precies de waarde van artikel 68 van de Grondwet?
Vraag 12
Indien de regering op een Kamervraag het onjuiste antwoord heeft, en
-
a. de regering documenten niet wil verschaffen, omdat de Kamer al geinformeerd is door
de antwoorden op Kamervragen;
-
b. ambtenaren niet mogen praten met Kamerleden vanwege de oekaze-Kok;
-
c. klokkenluiders aangepakt worden, bijvoorbeeld met (voorwaardelijk) ontslag zoals in
de kinderopgvangtoeslagaffaire,
hoe kan een Kamerlid dan aan de juiste informatie komen?
Vraag 13
Wilt u deze vragen één voor één en binnen twee weken (voor 14 december) beantwoorden?
X Noot
2Aanhangsel bij de handelingen 2019/2020, 3463, ontvangen op 15 juli 2019
X Noot
3Aanhangsel bij de handelingen 2016/17, 2720