Vragen van de leden Beckerman en Van Nispen (beiden SP) aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en van Economische Zaken en Klimaat over het uitblijven van een vervolgingsbeslissing in de strafzaak tegen de NAM (ingezonden 3 november 2020).

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het bericht dat de Groninger Bodem Beweging (GBB) inmiddels al vijf jaar wacht op een beslissing van het openbaar ministerie (OM) in de strafzaak tegen de NAM?1 Kunt u zich de onvrede over een dergelijke termijn voorstellen?

Vraag 2

Hoe kan het dat het OM in september 2019 het onderzoek al had afgerond, maar dat een jaar later nog steeds geen conclusie is getrokken en de aangever (de GBB) hier nog niets over heeft gehoord ondanks herhaaldelijke verzoeken geïnformeerd te worden over de voortgang en de resultaten van het onderzoek?

Vraag 3

Hoe verhoudt dit stilzwijgen van het OM zich tot de voorschriften opgenomen in artikel 6, tweede lid onder b, van de Richtlijn 2012/29/EU van het Europees parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten, en ter vervanging van Kaderbesluit 2001/220/JBZ, (PbEU L 315/57)?2

Vraag 4

Hoe vaak komt het voor dat beslissingen zo lang op zich laten wachten? Hoe gebruikelijk of ongebruikelijk is dit volgens u?

Vraag 5

Waardoor wordt deze lange duur nu veroorzaakt? Heeft dat vooral met capaciteitsproblemen in de opsporing te maken of zijn er andere oorzaken? Zo ja, welke? Worden er gesprekken gevoerd tussen de NAM en het OM over een mogelijke buitengerechtelijke afdoening van de strafzaak?

Vraag 6

Komt er een moment dat het OM op grond van de resultaten van het door het Gerechtshof bij beslissing van 20 april 2017 bevolen onderzoek, een definitieve vervolgingsbeslissing moet nemen? Met andere woorden, mag dit eindeloos duren? Zo ja, vindt u dat rechtvaardig? Zo nee, hoe lang mag dit dan wel duren?

Vraag 7

Wat vindt u van de uitspraak van het Gerechtshof dat er aanwijzingen zijn dat de NAM zich schuldig heeft gemaakt aan overtredingen van artikel 170, aanhef 2, Wetboek van Strafrecht (WSr), het beschadigen van woningen waardoor levensgevaar te duchten is?

Vraag 8

Op welk moment kan het uitblijven van een beslissing worden opgevat als een fictieve vervolgingsweigering? Zijn daar andere voorbeelden van bekend?

Vraag 9

Deelt u de mening dat het vertrouwen van Groningers in de rechtsstaat ernstig geschaad is? Kunt u zich voorstellen dat het lange wachten op het OM in de strafzaak tegen de NAM het vertrouwen verder onder druk zet?

Vraag 10

Welke stappen gaat u zetten om het vertrouwen in de rechtsstaat te herstellen?

Vraag 11

Kunt u deze vragen één voor één en voor het WGO van donderdag 12 november beantwoorden?

Naar boven