Vragen van de leden Voordewind (ChristenUnie), Weverling (VVD), Van der Staaij (SGP) en De Roon (PVV) aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over het bericht dat twee terreurverdachten indirect salaris hebben ontvangen met behulp van Nederlandse financiële steun aan de Palestijnse NGO UAWC (ingezonden 22 juli 2020).

Vraag 1

Waarom heeft u pas deze maand besloten de financiering van de Palestijnse niet-gouvernementele organisatie (NGO) Union of Agricultural Work Committees (UAWC) op te schorten, terwijl u al in augustus 2019 van deze organisatie zelf te horen heeft gekregen dat twee van hun medewerkers verdacht zijn van betrokkenheid bij een dodelijke terreuraanslag?

Vraag 2

Op welke manier heeft u de informatie nagetrokken die de organisatie UK Lawyers for Israel u in mei 2019 toegestuurd heeft, waarin er al op gewezen werd dat twee leden van het Volksfront voor de Bevrijding van Palestina (PFLP) tevens werkzaam waren voor de UAWC? Waarom leidde de informatie die deze organisatie aanleverde niet tot een andere inschatting, zoals u schrijft in het antwoord op de brief van deze organisatie?

Vraag 3

Wat heeft u gedaan met de informatie van NGO-Monitor uit januari van dit jaar waarin op basis van verschillende bronnen de banden tussen de UAWC en de PFLP worden getoond?

Vraag 4

Hoe kan het dat u er pas bij het beantwoorden van de schriftelijke vragen van de leden Van der Staaij, De Roon en Voordewind1 achter bent gekomen dat de verdachte medewerkers salaris hebben uitbetaald gekregen met behulp van de Nederlandse financiering en zelfs pasjes van de Nederlandse vertegenwoordiging in Ramallah tot hun beschikking hebben gehad?

Vraag 5

Deelt u de mening dat deze gang van zaken en de hiervoor aangehaalde informatie niet de indruk geeft dat de UAWC grondig onderzocht is, voor besloten is deze organisatie te gaan ondersteunen of deze ondersteuning voort te zetten?

Vraag 6

Herinnert u zich dat u in antwoord op eerdere Kamervragen over een PFLP-lid dat werkzaam was bij het Ma'an Development Center aangaf dat u hier niet over eigenstandige informatie te beschikken?2 Bent u alsnog bereid hier een onafhankelijk onderzoek naar te laten verrichten, en eventuele maatregelen te nemen en deze elk kwartaal opnieuw te laten onderzoeken? Zo nee, waarom niet?

Vraag 7

Gaat u naar aanleiding van deze zaak de selectie en monitoring van alle organisaties waar Nederland steun aan verleent, opnieuw onderzoeken, inclusief het verstrekken van pasjes aan de medewerkers?

Vraag 8

Bent u het eens dat dit een voorbeeld is dat het financieren van organisaties die aan ontwikkelingssamenwerking doen, die ook actief zijn in de Boycot, Desinvesteringen en Sancties (BDS)-beweging (waar de regering tegen is), een probleem is omdat er geen volledige controle is over waar het geld naartoe gaat?

Vraag 9

Hoe kunt u er dan zeker van zijn dat Nederlands geld niet wordt gebruikt voor BDS bij het financieren van dit soort buitenlandse organisaties?

Vraag 10

Bent u het eens dat Nederland de financiering van dit soort organisaties moet heroverwegen omdat er geen volledige zekerheid is dat er geen geld gaat naar BDS?

Vraag 11

Kunt u een overzicht geven van alle inlichtingen die u zijn toegekomen over de mogelijke betrokkenheid van UAWC bij PFLP en de wijze waarop u deze informatie gebruikt hebt bij de diverse besluiten om samenwerking te zoeken of te intensiveren met het UAWC, waaronder de in de beantwoording genoemde besluiten in 2007, 2013 en 2017?

Vraag 12

Kunt u deze vragen elk afzonderlijk beantwoorden zonder te verwijzen naar een antwoord op andere vragen?


X Noot
1

Antwoord van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 20 juni 2020 op vragen van de leden Van der Staaij, De Roon en Voordewind over het bericht dat de Nederlandse regering waarschuwingen zou negeren over het financieren van een NGO met banden met terrorisme.

X Noot
2

Aanhangsel van de Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 3027.

Naar boven