Vragen van het lid Terpstra(CDA) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
over de vraag naar woningen (ingezonden 15 juni 2020).
Vraag 1
Kent u het bericht «PBL: vraag naar appartementen neemt alleen maar toe»1 en de reactie daarop «En tóch moeten we meer eengezinswoningen bouwen»2
Vraag 2
Deelt u de conclusie van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) dat «de vraag naar
appartementen alleen maar toeneemt»? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Vraag 3
Deelt u de conclusie van het genoemde rapport «Stop de fixatie op binnenstedelijke
appartementen»? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Vraag 4
Vindt u dat in de huidige bouwplannen de woonvoorkeuren van mensen voldoende tot uiting
komen?
Vraag 5
Vindt u dat de vraag naar woonwensen van mensen gebaseerd moet zijn op woonwensenonderzoek
of op basis van cijfers naar wat ze daadwerkelijk doen? In welke mate moet de «betalingsbereidheid»
daarbij een rol spelen?
Vraag 6
Deelt u de conclusie van het PBL dat de betalingsbereidheid van consumenten per vierkante
meter groter is voor een appartement dan voor een rijtjeshuis en dat er daarom meer
vraag naar appartementen is? Zo ja, wat vindt u van de gedachte dat de hogere prijs
per vierkante meter voor appartementen vooral een gevolg is van grote woningtekorten
in het lage segment tot € 250.000 in stedelijke regio’s?
Vraag 7
Deelt u de conclusie dat in stedelijke regio’s bijna alleen nog maar kleine appartementen
met een hoge prijs per vierkante meter worden verkocht en dat de aankoop van een appartement
in lagere segmenten daarom een keuze «in armoede» is, aangezien een rijtjeswoning
op de gewenste plek niet meer te betalen is?
Vraag 8
Wat vindt u van de stelling dat het niet gaat om een prijseffect van consumentenvoorkeur,
zoals PBL meent, maar om een krappe markt met weinig keuzemogelijkheden?
Vraag 9
Bent u bereid het PBL te vragen met een nadere onderbouwing te komen waarbij de vraag
wat de woonvoorkeuren zijn vanuit meerdere invalshoeken wordt bezien? Wilt u vragen
om daarbij tenminste woonwensen, aantallen woningverkopen, verhuizingen en de prijzen
van woningen (en prijs per m2) betrekken?
Vraag 10
Deelt u de conclusie dat als de woningbehoefte zoals dat uit het recente WoON blijkt,
als basis genomen wordt voor het beoogde bouwprogramma, dat betekent dat de nadruk
op doorstromers ligt en dat dat bijna 600.000 huishoudens betreft, met langere verhuisketens?
Vraag 11
Deelt u de conclusie dat lange verhuisketens een positief effect hebben voor de gehele
woningmarkt omdat doorstromers met hogere inkomens woningen achter laten voor de middeninkomens,
die laten op hun beurt goedkopere bestaande woningen achter laten voor starters? Deelt
u ook de conclusie dat dit effect niet of amper wordt bereikt met appartementen?
Vraag 12
Deelt u de conclusie van het PBL dat de betalingsbereidheid, afgemeten aan de vierkantemeterprijs,
de juiste maat moet zijn om te bepalen wat mensen écht belangrijk vinden bij hun woningkeuze?
Heeft het PBL, naar uw visie, daarbij voldoende aandacht voor de beperkingen of effecten
van een krappe woningmarkt?
Vraag 13
Deelt u de gedachte dat bij beperkte financiële middelen consumenten vaker voor een
appartement kiezen, simpelweg omdat dat woningtype gemiddeld de laagste woningprijs
heeft en omdat men weinig keuze en middelen heeft men dat op de koop toe neemt?
Vraag 14
Deelt u de conclusie dat er vooral behoefte bestaat aan meer eengezinswoningen in
diverse, vooral groene woonmilieus, dat die woningbouw voor veel doorstroming op de
woningmarkt zorgt, met langere verhuisketens en dat daardoor vooral goedkopere woningen
vrij komen voor starters en andere huishoudens met een lager inkomen?