Vragen van het lid Futselaar (SP) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
over de juridische mogelijkheden om besmette nertsenbedrijven te ruimen (ingezonden
29 mei 2020).
Vraag 1
Ziet u momenteel juridische obstakels om over te gaan tot ruiming van de nertsenbedrijven,
waar dieren kampen met verschijnselen van COVID-19 en, zo ja, welke zijn dit?
Vraag 2
Kunt u de kamer een volledig overzicht verschaffen van de procedurele instrumenten
en beleidsregels waarover u als Minister samen met uw ambtscollega’s beschikt om over
te kunnen gaan tot ruiming van besmette bedrijven in het geval van dierziekten en
zoönosen?
Vraag 3
Kunt u bevestigen of het klopt dat er binnen de Regeling preventie, bestrijding en
monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s bepalingen ontbreken
die met betrekking tot nertsen voorzien in de bestrijding van nieuwe en daarmee onbekende
dierziekten en zoönosen en, zo ja, in hoeverre is hier met het oog op COVID-19 en
eventuele toekomstige nieuwe dierziekten en zoönosen sprake van een wettelijk hiaat?1
Vraag 4
Welke wettelijke bepalingen bieden u de mogelijkheid om te besluiten tot ruiming van
dieren, waarvan redelijke vermoedens aanwezig zijn dat ze een ziekte hebben die een
risico vormt voor de volksgezondheid, maar waarvan dit nog niet definitief is vastgesteld?
Vraag 5
Deelt u de mening dat het omslachtig is dat de bevoegdheid tot het nemen van preventieve
ruimingsmaatregelen in het kader van de volksgezondheid is gescheiden tussen de ministeries
van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport (VWS)?
Vraag 6
Hoe verhoudt de in vraag 3 genoemde regeling met betrekking tot nertsen zich tot de
Wet dieren, waar in artikel 5.10 is opgenomen dat een Minister maatregelen kan treffen
tot het verplicht laten doden van dieren indien dit nodig wordt geacht ter voorkoming
van een ernstig gevaar voor mens of dier?2
Vraag 7
Hoe verhoudt de in vraag 3 genoemde regeling zich tot de Gezondheids- en welzijnswet
voor dieren, waar in artikel 22 is opgenomen dat de Minister maatregelen kan treffen
tot doding van zieke en verdachte dieren?3
Vraag 8
Deelt u de mening dat er in het geval van de besmette nertsenhouderijen sprake is
van ernstig gevaar voor zowel mens als dier, nu is gebleken dat veel nertsen met het
SARS-CoV-2 virus zijn besmet en tevens is gebleken dat de dieren het virus hoogstwaarschijnlijk
ook overdragen op mensen?
Vraag 9
Kunt u zich voorstellen dat omwonenden en lokale en regionale bestuurders, met name
in regio’s die hard zijn getroffen door COVID-19 en eerder de Q-koorts, bezorgd zijn
over de mogelijke besmettingsrisico’s van nertsenhouderijen?
Vraag 10
Klopt het dat bedrijfsmatige diersectoren die nertsen, paarden, konijnen, parelhoenders,
struisvogels, waterbuffels, herten, lama’s en fazanten houden, niet participeren in
het Diergezondheidsfonds en, zo ja, wat is de reden dat deze diersoorten hiervan zijn
uitgezonderd en hoe rijmt u dit met uw ambitie om eventuele ruiming van de besmette
nertsenhouderijen te financieren vanuit dit fonds?4
5
Vraag 11
Indien nertsenfokkerijen niet participeren in het Diergezondheidsfonds, acht u het
in het geval van een eventuele ruiming van de besmette nertsenhouderijen eerlijk dat
financiering vanuit het Diergezondheidsfonds wordt ingezet, terwijl de nertsensector
hier in tegenstelling tot andere dierhouders zelf geen financiële bijdrage aan heeft
geleverd?
Vraag 12
Bent u bereid om deze vragen spoedig te beantwoorden gezien de maatschappelijke urgentie
en de breed levende zorgen over de verspreiding van het coronavirus?