Vragen van de leden Kröger (GroenLinks) en Schonis (D66) aan de Minister van Infrastructuur
en Waterstaat over het toetsingsadvies van de commissie voor de milieueffectrapportage
over A27/A12 ring Utrecht (ingezonden 11 mei 2020).
Vraag 1
Bent u bekend met het toetsingsadvies van de commissie voor de milieueffectrapportage
over A27/A12 ring Utrecht van 9 april 2020?
Vraag 2
Leiden de aanvullende onderzoeken, die volgens de Commissie voor de milieueffectrapportage
nodig zijn voor een goede beoordeling van het project A27/A12 Ring Utrecht, tot vertraging?
Kunt u uitgebreid toelichten hoe de planning en het tijdspad voor de voortgang van
het project eruit zien?
Vraag 3
Hoe worden actuele ontwikkelingen, zoals de afname van de verkeersvraag door de coronacrisis
of de gewijzigde regels zoals het vervallen van de programmatische aanpak stikstof
(PAS) en maatregelen (zoals het instellen van maatregelen zoals een maximumsnelheid
van 100km/h), het autoluwe beleid van de gemeente Utrecht en de klimaatmaatregelen
betrokken bij de verdere onderzoeken en onderbouwing van het project? Zijn de uitgangspunten
van destijds (2014) nog steeds dezelfde? Zo ja, waarom en zo nee, wat is dan anders?
Vraag 4
Bent u bekend met het rapport van het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid «Trendprognose
wegverkeer 2020–2025 met daarbij de mogelijke gevolgen van de coronacrisis»? Zo ja,
als u de conclusies betrekt op de aannames en uitgangspunten van het voorkeursbesluit
uit 2014, is dat dan nog steeds de beste keus? Waarom?
Vraag 5
Waarom is niet voorzien dat op zes belangrijke punten essentiële informatie ontbreekt,
zoals de Commissie constateert? Denkt u dat de uitkomsten van deze onderzoeken van
invloed kunnen zijn op het Tracébesluit of de gekozen bouwtechnieken?
Vraag 6
Als vier van de vijf bouwtechnieken grote technische risico’s met zich meebrengen
en niet uitvoerbaar zijn en de vijfde methode (met sterke bemaling) grote risico’s
voor het milieu met zich meebrengt, moet dan niet opnieuw gekeken worden naar andere
bouwtechnische of mogelijk andere verkeerstechnische oplossingen voor de verkeersafhandeling
op dit traject? Zijn andere, niet eerder onderzochte opties denkbaar?
Vraag 7
Neemt u het advies van de commissie over, om ook naar andere verkeerstechnische oplossingen
te zoeken?
Vraag 8
Als de oplossing (voor de grote risico’s bij de methode met bemaling) ligt in mitigerende
maatregelen (diepe schermwanden), waarom is het effect dáárvan dan zo summier toegelicht
in het milieurapport?
Vraag 9
Wie is in dit geval verantwoordelijk voor het afgeven van een natuurvergunning, de
Provincie of het Rijk?
Vraag 10
Als de stikstofemissies voor dit project gesaldeerd moeten worden, hoe gaat dit dan
in zijn werk? Wie is hiervoor verantwoordelijk en ten koste van welke andere activiteit
mag dit gaan?
Vraag 11
Gaat u, naast het onderzoek van de geluidsproductie van de freesmachines, ook die
van vrachtwagens op de natuur en de omwonenden onderzoeken? Hoe zou die geluidsbelasting
voor de natuur kunnen worden gemitigeerd? En voor de omwonenden?
Vraag 12
Klopt de aanname van de commissie dat voor de tijdelijke schermwand die permanent
in de bodem blijft ca. 630.000 kuub beton nodig is? Bent u zich ervan bewust, dat
dit meer beton is dan voor iconische bouwwerken als de Oosterscheldekering en de Zeelandbrug
samen is gebruikt?
Vraag 13
In hoeverre wijkt de variant die in het milieurapport is beschreven af, van eerder
met de Kamer besproken versies? In hoeverre leidt deze variant tot andere kosten(risico’s),
bouwvertraging, risico’s voor de verkeersafwikkeling, tijdelijke of langdurige effecten
op de doorstroming, geluid- en luchtkwaliteitsproblemen elders of de verkeersveiligheid
ter plaatse of elders?
Vraag 14
Moet, gezien de grote onzekerheden met betrekking tot de stikstofruimte voor infrastructuurprojecten,
zoals gemeld in de brief van 24 april van het kabinet, niet eerst stikstofruimte worden
gecreëerd en worden toebedeeld voordat de besluitvorming over dit project dit project
verder kan plaatsvinden?
Vraag 15
Wat betekent het voor de A27 wanneer de Kamer prioriteit geeft aan de woningbouw boven
de zeven MIRT-projecten1 genoemd in de brief van 13 november 2019 (Kamerstuk 35 334, nr. 1)
waarin het kabinet aangeeft dat de stikstofruimte voor de zeven MIRT-projecten -waaronder
dit project- in conflict kan komen met de woningbouwopgave?
X Noot
1MIRT-projecten: projecten opgenomen in het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte
en Transport