Vragen van het lid Ouwehand (PvdD) aan de Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
en van Economische Zaken en Klimaat over het uitsluiten van plantaardige zuivel van
Europese landbouwsubsidies (ingezonden 21 februari 2020).
Vraag 1
Kunt u bevestigen dat subsidies voor het Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3)
in het kader van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) uitdrukkelijk bedoeld
zijn om agrarische projecten te steunen die kansrijk zijn voor innovatie, verduurzaming
en concurrentiekracht, natuur en landschap, verbetering van de waterkwaliteit en verbetering
van leefbaarheid en economie? Zo nee, hoe zit het dan?
Vraag 2
Kunt u bevestigen dat er bepaalde sectoren categorisch uitgesloten zijn van de toekenning
van POP3-subsidies, zelfs wanneer ze een bijdrage leveren aan genoemde doelstellingen?
Zo nee, hoe zit het dan?
Vraag 3
Kunt u bevestigen dat er vanuit de zogenoemde eerste pijler van het Europees GLB jaarlijks
miljarden aan subsidie rechtstreeks worden overgemaakt op de bankrekening van boeren
en (andere) grondbezitters, waaronder een fors deel aan de melkveehouderij? Kunt u
bevestigen dat Nederlandse veeboeren die koeien gebruiken voor de productie van melk
daarmee ieder jaar zo’n 370 miljoen aan Europese landbouwsubsidie ontvangen?
Vraag 4
Kunt u uiteenzetten welk deel van de POP3-subsidies ten goede komen aan initiatieven
in de veehouderij en welk deel aan initiatieven die gericht zijn op de transitie naar
een meer plantaardige samenleving?
Vraag 5
Klopt het dat in de Regeling subsidies Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014 – 2020
de volgende voorwaarde is opgenomen: «Subsidie wordt in ieder geval niet verstrekt
voor kosten voor de vervaardiging van producten die melk of zuivelproducten imiteren
of vervangen»?1
Vraag 6
Vindt u het eerlijk dat agrariërs die dieren gebruiken voor de productie van zuivel
wel (forse) subsidie ontvangen en agrariërs die zuivel maken van planten niet?
Vraag 7
Onderschrijft u de constatering dat de uitsluiting van boeren die zuivel kunnen produceren
met planten in strijd is met het kabinetsbeleid om een transitie in gang te zetten
naar een meer plantaardige samenleving? Zo nee, kunt u uitleggen waarom het expliciet
uitsluiten van boeren die zo innovatief zijn dat ze zuivel kunnen produceren zonder
diergebruik wél in lijn is het met kabinetsbeleid om een transitie in gang te zetten
naar een meer plantaardige samenleving?
Vraag 8
Vindt u het in tijden van de klimaatcrisis en een snel groeiend bewustzijn over het
leed van dieren in de intensieve veehouderij niet onbestaanbaar dat agrariërs die
keihard werken aan de noodzakelijke transitie in de landbouw worden uitgesloten van
subsidies, terwijl hun concurrenten die vasthouden aan een volledig vastgelopen manier
van voedsel produceren met (veel) belastinggeld in de benen gehouden worden? Zo nee,
waarom niet?
Vraag 9
Is het voor u acceptabel dat op deze wijze een deel van (jonge) agrarische ondernemers
oneerlijk benadeeld wordt en zo een reëel toekomstperspectief wordt ontzegd? Zo ja,
waarom? Wat wilt u zeggen tegen deze boeren?
Vraag 10
Gaat u, bijvoorbeeld bij de totstandkoming van het nieuwe GLB en de uitwerking van
het Nationaal Strategisch Plan, een einde maken aan dergelijke uitsluitingen voor
de ontwikkeling van plantaardige initiatieven?
Vraag 11
Kunt u bevestigen dat u voor de jaren 2015 tot en met 2020 in totaal 50 miljoen euro
van de voor de plattelandsgelden bestemde middelen heeft aangewend om het besluit
om de kalversector minder inkomenssteun te geven vanuit het GLB de facto (grotendeels)
teniet te doen?
Vraag 12
Deelt u de mening dat ook deze budgetten volledig strijdig zijn met het kabinetsbeleid
om een transitie in gang te zetten naar een meer plantaardige samenleving?
Vraag 13
Op welke wijze gaat u de transitie naar een meer plantaardige samenleving handen en
voeten geven bij de uitwerking van het Nationaal Strategisch Plan waarin zal worden
uitgewerkt op welke wijze Nederland invulling geeft aan de Europese GLB-verordeningen?
Vraag 14
Bent u bereid aanvragers die te maken kregen met een afwijzing op basis van POP3-artikel
1.13, lid 1i alsnog tegemoet te komen, wanneer hun aanvraag aan alle verdere criteria
voldoet?