Vragen van het lid Von Martels (CDA) aan de Ministers van Infrastructuur en Waterstaat en voor Medische Zorg over recente ontwikkelingen met betrekking tot het gebruik van rubbergranulaat bij kunstgrasvelden (ingezonden 10 januari 2020).

Vraag 1

Bent u bekend met het artikel «Sportveldbeheerder veroordeeld voor verspreide kunstgraskorrels»?1

Vraag 2

Wat vindt u van de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 19 december jl., waarbij een sportclub veroordeeld is voor het overtreden van de zorgplicht en artikel 13 van de Wet Bodembescherming?2

Vraag 3

Wat verstaat u onder de zorgplicht die sportclubs met kunstgrasvelden hebben? Wanneer voldoen sportclubs met kunstgrasvelden wel aan de zorgplicht en artikel 13 van de Wet Bodembescherming? Hoe zouden de sportclubs invulling moeten geven aan de zorgplicht? Wat zijn de consequenties hiervan voor sportverenigingen die veelal met vrijwilligers werken?

Vraag 4

Klopt het dat in negen van de tien grootste Nederlandse gemeenten nog altijd rubbergranulaat op kunstgrasvelden ligt?3 Vindt u dat, mede in het licht van deze uitspraak van de rechtbank, problematisch? Zo ja, wat moet er volgens u gebeuren? Zo nee, hoe kunt u de zorgen over mogelijke veroordelingen wegnemen bij clubs die dit type kunstgrasvelden in beheer hebben?

Vraag 5

Welke opties hebben sportverenigingen om wel aan de zorgplicht te voldoen? Is het veranderen van de vulling naar bijvoorbeeld kurk voldoende om aan de zorgplicht te voldoen? Zo ja, is dit mogelijk op dezelfde matten of zijn hier andere matten voor nodig en wat zijn ongeveer de financiële consequenties van dit soort keuzes voor sportverenigingen?

Vraag 6

Bent u het ermee eens dat clubs die gebruikmaken van rubbergranulaat in kunstgrasvelden niet aan hun lot overgelaten moeten worden, aangezien deze clubs het vaak financieel niet breed hebben en afhankelijk zijn van vrijwilligers? Welke rol kunt u hierbij spelen?

Vraag 7

Kunt u deze vragen beantwoorden voor het AO leefomgeving dd. 20 februari 2020?

Naar boven