Vragen van de leden Buitenweg en Van den Berge (beiden GroenLinks) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de berichten «Ik walg van politieagenten die zich Marokkanenverdelgers noemen» en «Burgemeesters regio Den Haag: geen verziekte cultuur bij politie» (ingezonden 25 oktober 2019).

Vraag 1

Kent u de berichtgeving van NRC Handelsblad waarin de burgemeesters in de regio Den Haag concluderen dat er geen sprake is van «een verziekte cultuur» als het gaat om discriminatie en racisme?1

Vraag 2

Deelt u de conclusie van deze elf burgemeesters dat er geen sprake is van «een verziekte cultuur» als het gaat om discriminatie en racisme? Vindt u het verstandig dat deze burgemeesters dit concluderen terwijl het onderzoek naar vermeende misstanden door het Bureau Veiligheid Integriteit en Klachten (VIK) van de Haagse politie nog loopt?

Vraag 3

Hebben de elf desbetreffende burgemeesters zelf onderzoek verricht naar de cultuur binnen het politiekorps? Zo ja, kunt u de resultaten hiervan met de Kamer delen? Zo nee, op basis waarvan zijn zij tot deze conclusie gekomen?

Vraag 4

Bent u ervan op de hoogte dat de politietop van het bureau Hoefkade in de Haagse Schilderswijk naar het eigen personeel een brief heeft geschreven waarin zij de zorgen uiten over een «ongewenste cultuur» en een «opeenstapeling van ongewenste gedragingen»? Zou u naar aanleiding van deze brief concluderen dat hier sprake is van een (ten dele) verziekte cultuur?

Vraag 5

Hoe duidt u het gegeven dat de afgelopen twee jaar tenminste elf mensen zijn ontslagen in Den Haag vanwege wangedrag? Waar bestond dit wangedrag uit? Wanneer is er sprake van een verziekte cultuur? Op basis van welke criteria worden agenten vanwege wangedrag ontslagen?

Vraag 6

Bent u van mening dat de politietop van de eenheid Den Haag naar behoren, adequaat en toereikend heeft gehandeld om discriminatie en ongewenst gedrag in de eenheid tegen te gaan? Zo ja, op basis waarvan trekt u deze conclusie? Zo nee, wat had met de kennis van nu beter gekund?

Vraag 7

Bent u van mening dat de stellingname van de elf burgemeesters naar verwachting bemoedigend of ontmoedigend werkt om signalen van discriminatie en ongewenst gedrag te melden?

Vraag 8

Herinnert u uw eigen brief van 15 oktober 2019 (Kamerstuk 29 628, nr. 911) waarin u stelt dat voormalig teamchef Fatima Aboulouafa niet zou zijn weggestuurd vanwege haar «inhoudelijke kritiek op de misstanden»? Heeft u tot u genomen dat politiechef Van Musscher aangeeft dat haar ontslag te maken had met «de manier waarop ze zich uitte op Instagram en in de media»? Kunt u zich voorstellen dat mevrouw Aboulouafa voor deze vorm heeft gekozen omdat andere manieren onvoldoende effectief waren gebleken om dit probleem aan te kaarten?

Vraag 9

Welke stappen moeten volgens u ondernomen worden om een veilige, open en non-discriminatoire cultuur te creëren binnen het politiebureau Hoefkade?

Vraag 10

Deelt u mijn opvatting dat structurele maatregelen nodig zijn, zoals het instellen van een onafhankelijk integriteitsbureau, waar klokkenluiders binnen de politie met hun klachten terecht kunnen?

Vraag 11

Is de huidige beroepscode volgens u voldoende helder over (on)gewenste omgangsvormen, (on)gewenst taalgebruik en het tegengaan van discriminatie? Zo nee, bent u bereid het gesprek met de korpsleiding aan te gaan over aanpassing van de beroepscode?

Vraag 12

Kunt u zich het ongemak voorstellen over de zorgwekkende signalen betreffende de eenheid Den Haag en daaruit voortkomend de noodzaak om vragen te stellen over personele aangelegenheden?

Vraag 13

Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden ruimschoots voor de begrotingsbehandeling van Justitie & Veiligheid?


X Noot
1

NRC Handelsblad, 22 en 23 oktober 2019

Naar boven