Vragen van de leden Von Martels en Geurts (beiden CDA) aan de Minister van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit over de eerdere beantwoording over het zogeheten gelijkberechtigingsdossier
(ingezonden 5 september 2019).
Vraag 1
Kunt u een reactie geven op de brief van de Vereniging Gelijkberechtiging Grondbezitters
(VVG) en daarbij puntsgewijs ingaan op de punten waarin uw antwoorden op de eerder
gestelde vragen van het lid Geurts volgens de VVG onjuistheden bevat?1
Vraag 2
Kunt u aangeven of en, zo ja, op welke wijze de Nederlandse Staat in de procedure
bij het Hof van Justitie een interventie heeft gedaan in hoger beroep aan de zijde
van de terreinbeherende organisaties (TBO's)?
Vraag 3
Klopt het, zoals de VVG stelt, dat het Gerecht van de Europese Unie (GvEU) het goedkeuringsbesluit
van de Europese Commissie heeft vernietigd mede vanwege serieuze inhoudelijke kanttekeningen
bij de regeling particuliere terreinbeherende natuurorganisaties (PNB), zoals het
ontbreken van een gescheiden boekhouding bij de TBO's, de discriminerende aard van
de PNB-regeling en de financiering van commerciële activiteiten van de TBO's? Zo nee,
kunt u toelichten waarom dit niet klopt?
Vraag 4
Klopt het dat de uitspraak van het GvEU serieuze gebreken blootlegt in de analyse
van de Commissie dat de staatssteun aan de TBO’s verenigbaar is met de interne markt?
Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom acht u het dan waarschijnlijker dat de Europese
Commissie wederom zal oordelen dat de staatssteun verenigbaar is dan dat de Commissie
deze staatssteun onverenigbaar verklaart?
Vraag 5
Klopt het dat uit artikel 108, lid 3 (de standstill-verplichting) van het Verdrag
betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) volgt dat de TBO's rente over de
verleende staatssteun moeten betalen, gelet op de CELF-uitspraak van het Hof van Justitie?
Zo ja, moet u niet, gelet op de vaste jurisprudentie dat artikel 108, lid 3 VWEU alle
autoriteiten van een lidstaat bindt en de vaststelling van de Europese Commissie dat
de standstill-verplichting is geschonden, overgaan tot invordering van de rente van
de TBO's?2
Vraag 6
Kunt u onderbouwen waarom, zoals u suggereert in uw antwoord op vraag 6 van de eerdere
Kamervragen van het lid Geurts, een uitspraak van de nationale rechter of de Europese
Commissie nodig zou zijn voordat u tot invordering van de rente overgaat?3
Vraag 7
Klopt het dat de rente op grond van het CELF-arrest ook betaald moet worden als de
staatssteun alsnog verenigbaar wordt verklaard met de interne markt?
Vraag 8
Kunt u, eventueel bij benadering, een berekening geven om hoeveel rente het gaat?
Zo nee, waarom niet?
Vraag 9
Hebt u de bevoegdheid om de rente over de onrechtmatige staatssteun van de TBO's te
vorderen? Zo nee, waarom niet?
Vraag 10
Neemt u de nodige maatregelen om te voorkomen dat deze renteclaim van de Nederlandse
Staat op de TBO's verjaart of anderszins oninbaar wordt? Zo ja, welke? Zo nee, waarom
niet?
Vraag 11
Klopt het dat u geen enkele concreet voorstel heeft gedaan voor een schikking? Zo
ja, ligt het niet in de rede dat u een voorstel doet dat voorkomt dat deze zaak door
de rechter beslecht moet worden, met alle mogelijke negatieve gevolgen van dien? Zo
nee, welke concrete voorstellen om te schikken heeft u gedaan, behalve wederom voorstellen
om een verkenner aan te stellen?
Vraag 12
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden daags voorafgaand aan het algemeen overleg
Natuur op 12 september 2019?
X Noot
1Reactie VGG n.a.v. onjuiste informatie van Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
over onrechtmatige staatssteun aan de terreinbeherende organisaties (TBO's) (Gelijkberechtigingsdossier)
X Noot
3Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 1497