Vragen van het lid Van Weyenberg (D66) aan de Minister Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht «Concurrentiebeding wordt vaak oneigenlijk gebruikt» (ingezonden 4 september 2019).

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht «Concurrentiebeding wordt vaak oneigenlijk gebruikt»?1

Vraag 2

Wat is het aandeel contracten waarin een non-concurrentiebeding is opgenomen?

Vraag 3

Wat is het aandeel contracten voor bepaalde tijd waarin een non-concurrentiebeding is opgenomen?

Vraag 4

Is het bekend hoe vaak werkgevers zich beroepen op deze bepaling in het contract?

Vraag 5

Deelt u het beeld van VNO-NCW dat rechters nu al vaak een vergoeding toekennen? In hoeveel van de gevallen vragen werknemers om een dergelijke vergoeding?

Vraag 6

Op welke manier wordt het criterium van zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen bij het opnemen van een non-concurrentiebeding bij een contract voor bepaalde tijd gewogen? Kan dat bijvoorbeeld worden gelezen als «weinig gespecialiseerde technici beschikbaar»?

Vraag 7

Hoe vaak wordt er in contracten voor bepaalde tijd toch een non-concurrentiebeding opgenomen, als er eigenlijk geen zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen zijn?

Vraag 8

Bent u het eens met de analyse uit het artikel dat de huidige krapte op de arbeidsmarkt ervoor zorgt dat werkgevers zich vaker beroepen op het non-concurrentiebeding?

Vraag 9

Heeft het non-concurrentiebeding ook structureel een negatief effect op het aantal baanwisselingen?

Vraag 10

Zou het meenemen van klanten naar een nieuwe werkgever ook als onrechtmatige daad kunnen worden gezien, waardoor de huidige wetgeving de werkgever al bescherming biedt?

Vraag 11

Wat vindt u van het idee om werknemers financieel te vergoeden bij het opnemen van een concurrentiebeding? Zou dit mogelijk kunnen helpen om het aantal contracten met een concurrentiebeding terug te dringen?

Naar boven