Vragen van de leden Yesilgöz-Zegerius, Tielen en El Yassini (allen VVD) aan de Minister
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht «TU Eindhoven stelt wetenschappelijke
vacatures alleen open voor vrouwen» (ingezonden 20 juni 2019).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «TU Eindhoven wil alleen vrouwen aannemen»?1
Vraag 2
Deelt u de mening dat bij het vervullen van wetenschappelijke vacatures de eerste
prioriteit behoort te liggen bij de onderwijs- en onderzoekskwaliteit en -capaciteit
en minder bij het geslacht van de medewerkers? Zo nee, waarom niet?
Vraag 3
Deelt u de mening dat er een verschil zit tussen enerzijds voorkeursbeleid en anderzijds
uitsluiting op basis van geslacht, zoals de TU Eindhoven gaat doen? Zo nee, waarom
niet?
Vraag 4
In hoeverre botst het voornemen van de TU Eindhoven om mensen van een bepaald geslacht
uit te sluiten van sollicitatie met het gelijkheidsbeginsel en het discriminatieverbod
uit artikel 1 van de Grondwet? Bent u bereid juridisch te laten toetsen of het beleidsvoornemen
van de TU Eindhoven een vorm van arbeidsmarktdiscriminatie is? Zo nee, waarom niet?
Vraag 5
Welke redenen benoemt de TU Eindhoven zelf voor het feit dat het de universiteit niet
eerder gelukt is om het gewenste percentage vrouwelijke wetenschappelijk medewerkers
te behalen? Wat is er volgens hen anders dan bij andere technische universiteiten
of bètafaculteiten?
Vraag 6
Welke maatregelen zijn uitgeprobeerd, maar waren naar eigen zeggen te weinig effectief?
Wat is daar de reden voor? Is daar onafhankelijk onderzoek naar gedaan? Zo ja, kunt
u dat met de Kamer delen?
Vraag 7
Bent u bekend met het Rathenau-onderzoek naar «vrouwen in de wetenschap»?2
Vraag 8
In hoeverre wijken de voor TU Eindhoven specifieke cijfers af van de hierin beschreven
gemiddelde cijfers, als het gaat om het percentage vrouwen, de gemiddelde duur tussen
promotie en hoogleraarschap, leeftijdsverschil bij aanstelling en vertrek, etc.?
Vraag 9
Wat is het percentage Nederlandse vrouwen van het totaal aantal promovendi in technische
vakgebieden dat is gepromoveerd in de jaren 1995–2010?
Vraag 10
Wat is op dit moment in potentie het aantal Nederlandse vrouwen dat universitair docent,
universitair hoofddocent of hoogleraar kan zijn in een technisch vakgebied? Hoe verhoudt
zich dit tot het aantal vacatures dat de TU Eindhoven voorziet?
Vraag 11
Wat is de verwachting dat dit vacaturebeleid heeft op het aantal mannelijke sollicitanten?
Vraag 12
In hoeverre is het realistisch dat de TU Eindhoven gebruik zal maken van de door de
universiteit benoemde «uitzonderingsmogelijkheid voor uitzonderlijke talenten»?
Vraag 13
Verwacht u dat dit beleid een belemmerend effect heeft op het verruimen van de capaciteit
van onderzoek en onderwijs op het gebied van technische wetenschappen in Nederland?
Zo ja, op welke wijze bent u bereid in te grijpen als die hoognodige capaciteit onder
druk komt te staan?
Vraag 14
Welke meer inclusieve maatregelen kan de TU Eindhoven nemen om het percentage vrouwelijke
wetenschappelijke medewerkers te vergroten? In hoeverre bent u bereid de TU Eindhoven
te stimuleren meer inclusieve maatregelen te nemen?
Vraag 15
Gaat de TU Eindhoven ook een eventuele «onbalans» in haar personeelsbestand repareren
op basis van andere factoren dan geslacht, zoals het hebben van een beperking, leeftijd,
politieke en ideologische voorkeur, afkomst of sociale klasse? Zo ja, kunt u deze
beslissing en de maatregelen die de TU Eindhoven hiertoe neemt toelichten? Zo nee,
waarom vindt u het aanvaardbaar dat de TU Eindhoven de benoemde «onbalans» op basis
geslacht belangrijker vindt?