Vragen van het lid Peters (CDA) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de extra inzet van Twentse gemeenten om foute zorgbureaus op te sporen (ingezonden 27 mei 2019).

Vraag 1

Bent u bekend met het stoplichtmodel dat het samenwerkingsverband van twaalf Twentse gemeenten gebruikt om foute zorgbureaus op te sporen?1

Vraag 2

Wat is uw reactie op het feit dat er bij maar liefst 64 van de ruim 300 gecontracteerde bureaus ernstige twijfels zijn over werkwijze en integriteit en deze partijen dus «rood» kleuren?

Vraag 3

Wat is uw reactie op het feit dat slechts bij 20% van alle gecontracteerde bureaus alles in orde bleek?

Vraag 4

Welke conclusies trekt u met deze wetenschap over het belang van controle vooraf?

Vraag 5

Klopt het dat in het samenwerkingsverband van de twaalf Twentse gemeenten gebruik wordt gemaakt van «open-house-financiering», waarbij honderden aanbieders zonder heldere controle vooraf aan het werk mochten?

Vraag 6

Ziet u een (mogelijk) verband tussen het hanteren van «open house financiering» en een verhoogd risico op een hoger percentage foute zorgbureaus?

Vraag 7

Deelt u de observatie dat honderden zorgaanbieders die oplossingen verkopen op deze manier blijkbaar ongehinderd problemen mogen zoeken om geld aan te verdienen?

Vraag 8

Deelt u de mening dat controle vooraf beter is dan controleren op de komma achteraf? Zo nee, waarom niet?

Vraag 9

Bent u bereid om bijvoorbeeld met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en gemeentelijke samenwerkingsverbanden in gesprek te gaan met als doel controle te verbeteren, zeker wanneer gebruik gemaakt wordt van «open-house-financiering»? Zo nee, waarom niet?


X Noot
1

Tubantia, «Extra inzet opsporing van foute zorgbureaus», 24 mei 2019

Naar boven