Vragen van de leden Westerveld en Özütok (beiden GroenLinks) aan de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over examens op Aruba, Bonaire en Curaçao (ingezonden 24 mei 2019).

Vraag 1

Bent u zich ervan bewust dat leerlingen op Aruba, Bonaire en Curaçao thuis voornamelijk Papiamento, Engels of Spaans spreken en slechts ongeveer 6 procent van de leerlingen thuis Nederlands spreekt?

Vraag 2

Bent u ermee bekend dat lesmethoden voor veel vakken op alle reguliere scholen op Aruba, Bonaire en Curaçao, maar ook het eindexamen in het Nederlands is? Zo ja, bent u het met ons eens dat de taal voor leerlingen een extra barrière is?

Vraag 3

Bent u hierover weleens in gesprek gegaan met het Ministerie van Onderwijs, Wetenschap en Duurzame ontwikkeling op Aruba, Bonaire en Curaçao? Zo ja, hoe denken zij over deze kwestie?

Vraag 4

Heeft u een overzicht van de slagingspercentages van Nederland en Aruba, Bonaire en Curaçao van de afgelopen jaren? Klopt het dat er drastische verschillen zijn tussen de slagingspercentages? Klopt het dat het verschil voor een groot deel te wijten is aan de Nederlandse taal?

Vraag 5

Deelt u de mening dat behalve de taal, ook de Nederlandse context in de vraagstellingen van de eindexamens een rol kan spelen? Deelt u de mening dat van een leerling op Aruba, Bonaire en Curaçao niet verwacht kan worden dat hij of zij de politieke of maatschappelijke Nederlandse context kent en dat dit het extra moeilijk kan maken om de aard van de vragen goed te kunnen begrijpen binnen de vakken waar de context niet is aangepast?

Vraag 6

Kunt u zich voorstellen dat de volgende vraag tijdens het havo-examen Nederlands van dit jaar voor leerlingen uit Aruba, Bonaire en Curaçao extra moeilijk kan zijn, omdat het Nederlands niet hun moedertaal is: «Tekst 3 wordt vooral in het begin gekenmerkt door een spottende toon. Dat blijkt uit woordgroepen als: «verdraaid goed nieuws» (regel 1), «naast een uitstekend scrabblewoord» (regels 8–9) en «een voxpopje bij met blije sportschoolsenioren» (regel 17–18). Vraag 25 luidt als volgt: Citeer uit alinea’s 2 en 3 vier andere voorbeelden van woorden en woordgroepen die qua toon in dit rijtje passen»?

Vraag 7

Bent u bereid om dit dilemma met het College van Toetsen en Examens te bespreken? Bent u bereid om examenvragen voor leerlingen op Aruba, Bonaire en Curaçao meer toe te spitsen op de context van de eilanden en dus vragen over het Nederlandse klimaat, politiek en maatschappij waar mogelijk te verminderen?

Vraag 8

Is het een optie om leerlingen op Aruba, Bonaire en Curaçao in de eigen taal of in het Engels onderwijs aan te bieden en Nederlands aan te bieden als een moderne vreemde taal? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is er nodig om dit te realiseren?

Vraag 9

Is het een optie om examens op Aruba, Bonaire en Curaçao ook aan te bieden in het Engels? Zo nee, kunt u motiveren waarom niet?

Vraag 10

Is het een optie om lesmethoden beter toe te spitsen op de lokale situatie, waar dat nog niet gedaan is? Wilt u hierover met uitgeverijen en andere aanbieders in gesprek?

Vraag 11

Bent u bereid om scholieren op Aruba, Bonaire en Curaçao, voor wie Nederlands niet de moedertaal is, extra tijd te geven bij hun examens? Zo niet, kunt u motiveren waarom deze scholieren met een taalbarrière geen, maar scholieren met bijvoorbeeld dyslexie wel extra tijd krijgen?

Vraag 12

Klopt het dat de scores van leerlingen uit Aruba, Bonaire en Curaçao worden meegenomen in de berekening van de N-term?

Vraag 13

Mocht het examen hetzelfde blijven, is het dan mogelijk dat voor Aruba, Bonaire en Curaçao een andere N-term wordt gebruikt bij examens zoals Nederlands (waar Nederlandse leerlingen een voordeel hebben), maar ook Spaans (waarbij leerlingen uit Aruba, Bonaire en Curaçao in het voordeel zijn) die aansluit bij de capaciteiten van leerlingen uit Aruba, Bonaire en Curaçao?

Vraag 14

Kunt u deze vragen vóór het algemeen overleg examens op 12 juni 2019 te beantwoorden?

Naar boven