Vragen van de leden Lodders, Van der Linde en Koerhuis (allen VVD) aan de Staatssecretaris van Financiën en de Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties over de brief van de Ombudsman aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het opnieuw aandacht vragen voor de korte aanvraagtermijn voor de «bijzondere situaties» (ingezonden 28 maart 2019).

Vraag 1

Bent u bekend met de brief die de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op 14 december 2018 is toegezonden door de Nationale ombudsman?1

Vraag 2

Is het u bekend dat voor veel mensen nog steeds niet duidelijk is welke regelgeving geldt bij de aanvraag voor «bijzondere situaties» bij toeslagen?

Vraag 3

Hoe valt dit te rijmen met de brief over ongewenste effecten van wet- en regelgeving van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 8 maart 2017 aan de Nationale ombudsman2, waarin staat dat de informatie op de website van de Belastingdienst over «bijzondere situaties» als bijvoorbeeld het afkopen van een klein pensioen wordt uitgebreid waardoor de regeling in Nederland meer bekendheid zou krijgen?

Vraag 4

Wat heeft de Belastingdienst in 2017 veranderd aan de website om meer duidelijkheid te geven over de aanvraag voor «bijzondere situaties» bij toeslagen?

Vraag 5

Wat bent u voornemens te veranderen aan de website van de Belastingdienst en andere informatievoorzieningen om ervoor te zorgen dat de regelgeving omtrent «bijzondere situaties» een grotere bekendheid krijgt?

Vraag 6

Bent u voornemens de problematiek rond de «bijzondere situaties» te betrekken bij een algehele vereenvoudiging van de huurtoeslag, zoals uw ambtsvoorganger in een reactie aan de Ombudsman schreef in maart 2017? Zo ja, op welke termijn bent u dit van plan te realiseren?

Vraag 7

Wat is uw reactie op het voorstel van de Ombudsman om in afwachting van een vereenvoudiging van de huurtoeslag een coulanceregeling te hanteren?

Vraag 8

Deelt u de mening dat ook de pensioenuitvoerders moeten bijdragen aan het vergroten van de bekendheid van de regeling? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat de pensioenuitvoerders hun verantwoordelijkheid nemen?

Vraag 9

Deelt u de mening dat de toezegging van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid «dat pensioenuitvoerders de betreffende informatie onder meer zullen opnemen in de brief over afkoop, die (gewezen) deelnemers ontvangen»3 niet tot het gewenste resultaat heeft geleid? Zo ja, bent u voornemens met de pensioenuitvoerders in gesprek te treden om het belang van goede voorlichting over de gevolgen van een veranderlijk inkomen na afkoop pensioen te benadrukken? Zo nee, waarom niet?

Vraag 10

Kunt u uiteenzetten hoeveel mensen sinds 2016 (uitgesplitst per jaar en per categorie) gebruik hebben gemaakt van de regeling «bijzondere situaties» bij toeslagen?

Vraag 11

Waarom wordt er een zeswekentermijn gehanteerd bij de regeling «bijzondere situaties»?

Vraag 12

Waarom krijgen huishoudens met acht personen of meer of iemand met een handicap een vijfjarige uitzonderingstermijn?

Vraag 13

Deelt u de mening dat een zeswekentermijn, gezien onder andere de geldende vijfjarige termijn voor herzieningsverzoeken, te summier is en dat veel mensen die van de regeling «bijzondere situaties» gebruik willen maken niet tijdig op de hoogte zijn van de termijn en de mogelijkheden? Zo nee, waarom niet?

Vraag 14

Bent u voornemens om de zeswekentermijn bij de reguliere regeling «bijzondere situaties» uit te breiden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, aan welke termijn denkt u en waarom?

Vraag 15

Kunt u de vragen één voor één beantwoorden?

Naar boven