Vragen van de leden Westerveld (GroenLinks) en Van den Hul (PvdA) aan de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over verschillen in schooladviezen tussen inkomensgroepen (ingezonden 17 oktober 2018).

Vraag 1

Kent u het artikel «Schooladvies vaker bijgesteld bij lagere inkomens»?1

Vraag 2

Hoe verklaart u dat maar bij 7.6 procent van de 58.000 leerlingen die in 2016/2017 in aanmerking kwam voor een heroverweging van het schooladvies, daadwerkelijk een bijstelling is toegepast?

Vraag 3

Heeft u een overzicht van de ontwikkeling van de afgelopen jaren waarin te zien is hoe vaak het schooladvies wordt heroverwogen en hoe vaak het daadwerkelijk is aangepast voor kinderen uit gezinnen met verschillende inkomens, uitgesplitst naar onderwijssoort?

Vraag 4

Hoe verklaart u dat per adviesniveau blijkt dat juist kinderen uit de hoogste inkomensgroep vaker een bijgesteld advies krijgen?

Vraag 5

Heeft u zicht op de rol van (mondige) ouders bij het al dan niet toepassen van een bijstelling? Is de rol van ouders de afgelopen jaren toe- of afgenomen?

Vraag 6

Deelt u de opvatting dat een eventuele bijstelling nooit mag afhangen van achtergrond, inkomen en opleidingsniveau van de ouders van een leerling? Op welke manier wordt aangestuurd op zo objectief mogelijk heroverwegen met betrekking tot bijstellingen?

Vraag 7

Hoe kijkt u terug op de maatregelen die aangekondigd staan in het actieplan van uw voorgangers «Gelijke kansen in het onderwijs»2, dat verscheen nadat de Inspectie in 2016 constateerde dat de kansengelijkheid in het onderwijs afnam?

Hoe kijkt u specifiek naar actielijn 2.1 «Betere schooladviezen»? Is de ambitie gehaald of moet er meer worden gedaan?

Vraag 8

Wat gaat er gebeuren met de aanbevelingen van de Inspectie in hun onderzoek «Kansen(on)gelijkheid bij de overgangen PO-VO»? Wilt u ons schriftelijk informeren over uw reactie op het rapport en welke vervolgstappen er genomen gaan worden?

Naar boven