Vragen van het lid Westerveld (GroenLinks) aan de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de daling van het aantal kinderen met een risico op (taal)achterstand in de voorschoolse educatie in Amsterdam en Rotterdam (ingezonden 17 september 2018).

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van de berichten «Ouders halen massaal peuters van voorschool vanwege kosten»1 en «Voorschool mist 20 tot 25-procent van doelgroep»?2

Vraag 2

Vindt u ook dat het van groot belang is om een zo groot mogelijk aantal doelgroepkinderen te bereiken met voorschoolse educatie? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat kunt u doen om de terugloop in Amsterdam en Rotterdam te stoppen?

Vraag 3

Hoe verhoudt deze daling van het aantal kinderen met een risico op (taal)achterstand in de voorschoolse educatie in Amsterdam en Rotterdam zich met de voornaamste ambitie van dit kabinet om kansenongelijkheid te bestrijden?3

Vraag 4

Kunt u bevestigen dat artikel 1.13 van de Wet kinderopvang een paar groepen ouders benoemt, waarvoor het college van B&W een tegemoetkoming in de kosten kinderopvang mag bieden? Bent u bereid om verdere uitval in de voorschool tegen te gaan door deze gemeentelijke tegemoetkoming ook mogelijk te maken voor ouders met een laag inkomen, waarvan het kind naar de voorschool gaat? Zo nee, waarom niet?

Toelichting:

Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Kwint (SP), ingezonden 14 september 2018 (vraagnummer 2018Z16094)

Naar boven