Vragen van het lid Baudet (FvD) aan de Ministers van Economische Zaken en Klimaat en van Financiën over de uitspraken van Duitse Minister Altmaier inzake de Energiewende (ingezonden 23 augustus 2018).

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van de stellingname van uw Duitse collega van Economie en Energie die in de Energieraad van 11 juni 2018 stelde dat Duitsland nu 15% hernieuwbare energie opwekt ten koste van 25 miljard euro per jaar en dat de nieuwe doelstelling, een verdubbeling, voor Duitsland niet haalbaar is?

Vraag 2

Bent u van mening dat dit in Nederland anders zal zijn? Zo ja, waarom? Zo nee, hoe ziet u dit in relatie tot de nieuwe Klimaatwet?

Vraag 3

Heeft u kennisgenomen van de uitspraken van uw Duitse collega dat de voorstellen om de (hernieuwbaarheids-)doelstelling tot boven 30% te verhogen de Duitse belastingbetaler zeker meer dan 50 miljard euro per jaar zou kosten? Is dat in uw ogen in Nederland duidelijk anders? Zo ja, waardoor?

Vraag 4

Heeft u kennisgenomen van de uitspraken van uw Duitse collega op een internationale energieconferentie in april in Berlijn waar hij verklaarde: «Ich gehe davon aus, dass die erneuerbaren Energien in absehbarer Zeit, das heißt in den nächsten vier bis fünf Jahren, ihre Wettbewerbsfähigkeit vollständig erreicht haben, und dass wir dann imstande sein werden, erneuerbare Energien ohne zusätzliche Subventionen zu finanzieren»?

Vraag 5

Deelt u de verwachting van uw Duitse collega? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u van mening dat alle overheidssubsidie op hernieuwbare energie binnen vier tot vijf jaar kan vervallen? Zo nee, waarom niet?

Vraag 6

Heeft u kennisgenomen van de publicatie waarin de terugverdientijd van windenergie wordt berekend op vele tientallen jaren? Onderschrijft u de hier gepresenteerde cijfers? Zo nee, waarom niet?1

Vraag 7

Bent u bekend met het rapport «Lastenverdeling Windenergie op land» van juni 2018?2

Vraag 8

Bent u het eens met de volgende conclusies uit dit rapport: «De lastenverdeling bij windenergie op land is zodanig dat de huishoudens 112 procent van de totale lasten dragen. Zij betalen dus meer dan nodig is om rendabele windenergieprojecten op land mogelijk te maken. De niet-energiebedrijven betalen daarbovenop ook nog eens 31 procent van wat nodig is. De energiebedrijven ontvangen, naast de rendabele projecten die zij kunnen uitvoeren met windenergie op land, een oversubsidie van 43 procent van wat nodig is om rendabele projecten te kunnen uitvoeren.» Indien u het niet met deze conclusies eens bent, waarom niet?

Vraag 9

Bent u bekend met het feit dat de ons omringende landen voor hun energievoorziening in toenemende mate op gas vertrouwen, terwijl Nederland pogingen doet om van het gas af te gaan? Wat zijn de specifieke Nederlandse overwegingen voor dit beleid en welke overwegingen rechtvaardigen een uitzonderingspositie voor ons land?

Vraag 10

Zijn de ontwikkelingen in China en India u bekend, waar grootschalige betrouwbare en betaalbare energievoorziening op basis van kernenergie – met name ook thorium – volop in ontwikkeling is? Wat zijn uw overwegingen om de optie kernenergie niet in de toekomstige energievoorziening van Nederland op te nemen?

Naar boven