Vragen van het lid Hiddema (FvD) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over verwarde personen (ingezonden 14 mei 2018).

Vraag 1

Kunt u aangeven op basis van welke criteria door de politie een persoon de kwalificatie «verward persoon» wordt toegedicht – zoals in het geval van de verdachte van de ernstige steekpartij/aanslag op bevrijdingsdag (5 mei 2018) in Den Haag?

Vraag 2

Kunt u toelichten in welke gevallen de politie spreekt van een terreurdaad of een aanslag? Welke criteria hanteert de politie voor deze begrippen?

Vraag 3

Bent u van mening dat in het geval van de steekpartij/aanslag in Den Haag op 5 mei 2018 – waarbij de verdachte een van zijn slachtoffers probeerde te kelen en naar getuigenis van omstanders «Allahu Akbar» riep – sprake was van een terreurdaad? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom wel?

Vraag 4

Kent u de definitie van «verwarde personen» uit het politierapport «Politie en «verwarde personen»: Onderzoek naar optreden van de politie in relatie tot personen met verward gedrag» uit 2015, waar wordt genoemd dat onder verward persoon wordt verstaan eenieder die vanwege zijn al dan niet tijdelijke verstoorde oordeelsvermogen gedrag vertoont waarmee hij zichzelf of enige ander in gevaar brengt en/of een bedreiging vormt voor de openbare orde en veiligheid?

Vraag 5

Deelt u de opvatting dat de definitie zoals bedoeld in vraag 4 dermate breed is dat alle vormen van criminaliteit en/of terreur hieronder vallen?

Vraag 6

Deelt u de opvatting dat terreur en «verward persoon» elkaar niet uitsluiten? Zo nee, waarom niet?

Vraag 7

Wie heeft de politie in 2011 vanuit het Rijk opdracht gegeven incidenten met verwarde personen te registreren en wat was de aanleiding hiervoor?

Vraag 8

Kent u het bericht «Politie luidt noodklok: recordaantal incidenten verwarde personen»?1

Vraag 9

Hoe verklaart u de explosieve stijging van het aantal meldingen bij de politie van incidenten met verwarde personen van 40.000 in 2011 tot 83.500 in 2017?

Vraag 10

Kent u het bericht «Overlast verwarde mensen niet terug te zien in cijfers GGZ»?2

Vraag 11

Hoe rijmt u de ervaring van de GGZ – die geen stijging in verwarde personen terugziet in haar eigen cijfers – met het stijgende aantal meldingen van incidenten met verwarde personen bij de politie? Deelt u de opvatting dat het begrip «verward persoon» te ver is opgerekt en te pas en te onpas wordt gebruikt, ook bij ernstige misdrijven?

Vraag 12

Kunt u aangeven of verwarde plegers van misdaden worden opgenomen in de criminaliteitscijfers of dat zij enkel worden opgenomen in GGZ-cijfers?

Vraag 13

Kunt u deze vragen binnen een termijn van twee weken beantwoorden?

Toelichting:

Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Van Toorenburg (CDA), ingezonden 9 mei 2018 (vraagnummer 2018Z08467)

Naar boven