Vragen van de leden Omtzigt, PieterHeerma en Slootweg (allen CDA) aan de Staatssecretaris van Financiën en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het lage-inkomensvoordeel (ingezonden 2 mei 2018).

Vraag 1

Kunt u nader aangeven hoe hoog de nadere stijging van de kosten zal zijn die begin 2018 bekend zou worden?1. Kunt u deze stijging onderbouwen?

Vraag 2

Kunt u aangeven hoe het versturen van de voorlopige beschikkingen verlopen is?

Vraag 3

Ligt de implementatie van de ICT-systemen op koers?

Vraag 4

Kunt u de huidige planning geven van de implementatie van de ICT-systemen?

Vraag 5

Indien een werkgever een fout maakt in zijn loonadministratie, waardoor een werknemer in aanmerking komt voor het lage-inkomensvoordeel (LIV) en deze fout na de peildatum van de definitieve beschikking (1 mei) herstelt, moet de werkgever de LIV dan terugbetalen?

Vraag 6

Herinnert u zich dat u schreef dat 7% van het LIV terecht komt bij de uitzendsector, ofwel ongeveer 35 miljoen euro per jaar?

Vraag 7

Heeft u enige indicatie dat de lagere loonkosten door het LIV door de uitzendbureaus ook omgezet worden in lagere uurtarieven voor werkgevers? Zo nee, gaat u dat wel onderzoeken?

Vraag 8

Kunt u, naar aanleiding van uw opmerking over Extra Territoriale kosten, ook bijhouden hoeveel van de LIV-gerechtigden tijdelijke werknemers zijn uit andere EU-lidstaten? Zo nee, waarom niet?

Vraag 9

Vindt u het wenselijk dat een loonkostensubsidie verschaft wordt door de Nederlandse fiscus aan tijdelijke werknemers van buiten Nederland?

Vraag 10

Hoe gaat u beoordelen of het LIV (en straks het jeugd-LIV) ook echt leiden tot extra banen en werkgelegenheid?

Vraag 11

Kunt u aangeven hoeveel van het LIV en het jeugd-LIV terecht gaat komen bij supermarkten en op welke wijze dat bij supermarkten gaat leiden tot ook maar een extra baan?

Vraag 12

Hoeveel geld zullen het LIV en het jeugd-LIV kosten? Kunt u een aantal voorbeelden geven waar deze subsidie aantoonbaar geleid heeft tot meer (vaste) banen?

Vraag 13

Herinnert u zich dat het CPB schreef: «Gezien de onzekerheid over het werkgelegenheidseffect verdient het aanbeveling om na de beleidswijziging de ontwikkeling op de arbeidsmarkt goed te monitoren en zorgvuldig te evalueren. Een stapsgewijze verhoging die voortdurend wordt gemonitord en zorgvuldig geëvalueerd kan helpen om werkgelegenheidsverliezen te voorkomen»?2

Vraag 14

Op welke wijze gaat u deze monitoring vormgeven gaat u kijken of het jeugd-LIV de gewenste effecten heeft of niet? Is die monitoring al begonnen, nu de eerste verhogingen al hebben plaatsgevonden?

Vraag 15

Kunt u zo spoedig mogelijk een grondige evaluatie van het LIV en het jeugd-LIV starten en de onderzoeksvragen eerst aan de Kamer voorleggen?

Vraag 16

Kunt u deze vragen een voor een en binnen de reguliere termijn van drie weken beantwoorden?


X Noot
2

CPB-notitie «Werkgelegenheidseffecten aanpassing wettelijk minimumjeugdloon», januari 2016

Naar boven