Vragen van het lid Omtzigt (CDA) aan de Staatssecretaris van Financiën en de Minister
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de plotselinge versobering van het nabestaandenpensioen
(ingezonden 5 januari 2018).
Vraag 1
Kunt u zich herinneren dat op grond van het besluit van uw voorganger (Besluit van
6 november 2015, nr. BLKB2015/830M (Stcrt. 2015, 40404)) het mogelijk was om een knip aan te brengen in het nabestaandenpensioen, zodat
het hoger nabestaandenpensioenpercentage op de jaren voor 2015 van toepassing bleef
en het lagere percentage daarna?
Vraag 2
Weet u hoeveel pensioenregelingen en hoeveel deelnemers een pensioenknip in het partnerpensioen
hebben?
Vraag 3
Kunt u zich herinneren dat op basis van de Witteveenwetgeving eindloonregelingen een
hogere franchise kenden voor het nabestaandenpensioen dan middelloonregelingen, maar
dat middelloonregelingen die hun nabestaandenpensioen op het eindloon baseerden, wel
gebruik konden maken van de lagere franchise?
Vraag 4
Weet u hoeveel pensioenregelingen en hoeveel deelnemers een middelloonregeling hebben
met een nabestaandenpensioen op risicobasis met een lage franchise en eindloon?
Vraag 5
Kunt u zich herinneren dat u op 8 december 2017 een besluit in de Staatscourant publiceerde,
waarin u het eerder genoemde besluit intrekt, maar wel goedkeurt dat de pensioenknip
in stand blijft en dat de lagere franchise van toepassing blijft voor het nabestaandenpensioen?
Vraag 6
Herinnert u zich dat u echter niet toestaat dat een nabestaandenregeling de knip handhaaft
en tegelijkertijd de lagere franchise hanteert (voorwaarde 3 in paragraaf 8.7 van
het besluit)?
Vraag 7
Weet u hoeveel pensioenregelingen en hoeveel deelnemers in 2017 een middelloonregeling
hadden met een nabestaandenpensioen op risicobasis met een lage franchise en eindloon
en tegelijkertijd een pensioenknip?
Vraag 8
Indien een pensioenregeling gewijzigd moet worden zoals het nabestaandenpensioen,
welke organen moeten daarvoor dan toestemming verlenen?
Vraag 9
Is het redelijk dat voor het wijzigen van de inhoud van de regeling een periode van
een maand beschikbaar was?
Vraag 10
Kunt u uitleggen welke rechten een deelnemer heeft indien de werkgever of uitvoerder
de pensioenregeling eenzijdig versobert zonder de procedures rond medezeggenschap
te doorlopen? Heeft de deelnemer dan recht op de oude (royalere) regeling of de nieuwe
(sobere) regeling? Kunt u hierop uitgebreid antwoorden?
Vraag 11
Hoe verhoudt deze versobering van de ruimte voor het nabestaandenpensioen zich tot
de zin in het regeerakkoord: «Het stelsel bevat een adequate dekking voor het nabestaandenpensioen
en arbeidsongeschiktheidspensioen»?
Vraag 12
Is er een besparing beoogd met deze maatregel? Zo ja, hoe groot is die dan en waar
staat die in de begroting?
Vraag 13
Bent u bereid deze maatregel terug te draaien?
Vraag 14
Deelt u de mening dat het verstandig is indien de ruimte voor de pensioenregeling
verandert, daar minimaal een half jaar, maar beter nog een jaar eerder een besluit
over te nemen?
Vraag 15
Kunt u deze vragen een voor een en zo spoedig mogelijk beantwoorden, bij voorkeur
binnen 10 dagen, omdat deze wijziging leidt tot veel omzettingen en deze Kamervragen
vragen om het terugdraaien van de maatregel?