Vragen van het lid Jasper vanDijk (SP) aan de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over het bericht dat gezinshereniging voor Eritrese asielzoekers vrijwel onmogelijk is. (ingezonden 3 oktober 2017).

Vraag 1

Herinnert u zich uw antwoorden op Kamervragen over gezinshereniging voor Eritrese asielzoekers?1

Vraag 2

Hoeveel aanvragen tot gezinshereniging worden afgewezen wegens het verstrijken van de nareistermijn? In hoeveel gevallen wordt bezwaar en beroep ingesteld, hoeveel zaken worden toegewezen en hoeveel mensen hebben dan alsnog recht op gezinshereniging? Wilt u ditmaal deze vraag volledig beantwoorden en niet naar antwoord 8 op de Kamervragen van het lid Voordewind (ChristenUnie) verwijzen, aangezien die niet over bezwaar en beroep gingen?

Vraag 3

Deelt u de mening dat als het inwilligingspercentage van alle gezinsherenigingen nareis op 69% ligt2, een inwilligingspercentage van 27% voor Eritrese nareisaanvragen nogal laag is? Wat is het inwilligingspercentage van Syrische gezinsherenigingen en hoe verklaart u dit verschil?

Vraag 4

Deelt u de mening dat een dermate hoog afwijzingspercentage van Eritrese gezinsherenigingsaanvragen een indicatie kan zijn dat er in het huidige beleid te hoge drempels worden opgeworpen voor gevluchte Eritreeërs om te kunnen herenigen of denkt u dat meer dan 70% van de Eritrese gezinsherenigingsaanvragen om niet-bestaande gezinnen gaat?

Vraag 5

Waarom acht u de invulling van het nieuwe beleid en het niet langer aanbieden van DNA-onderzoek of interviews in overeenstemming met de Europese Gezinsherenigingsrichtlijn, terwijl in artikel 11 staat dat gezinsherenigingsaanvragen niet mogen worden afgewezen alleen omdat documenten ontbreken, de richtlijn als geheel erop gericht is om gezinnen te herenigen en staten geen beleid mogen voeren dat er vooral op gericht is om gezinsherenigingsaanvragen af te wijzen?

Vraag 6

Bent u van mening dat het nieuwe beleid erop gericht is om gezinshereniging mogelijk te maken, waarmee het aan de Europese Gezinsherenigingsrichtlijn voldoet? Zo ja, hoe verklaart u dan dat het in veel gevallen van Eritrese gezinsherenigingsaanvragen niet lukt? Deelt u de mening dat dit een indicatie zou kunnen zijn dat het Nederlandse beleid Eritrese gezinshereniging niet bevordert maar tegenwerkt?

Vraag 7

Op welke manier is de handelwijze om geen DNA-onderzoek aan biologische vluchtelingenkinderen aan te bieden als de uitleg over het ontbreken van de documenten onvoldoende zou zijn in overeenstemming met artikel 10 van het Verdrag inzake de rechten van het kind waarin staat dat staten gezinsherenigingsaanvragen met welwillendheid, menselijkheid en spoed moeten behandelen en met artikel 5 Gezinsherenigingsrichtlijn, waarin staat dat bij de behandeling van een aanvraag terdege rekening gehouden moet worden met de belangen van kinderen?

Vraag 8

Deelt u de mening dat, gezien in veel zaken geen bewijsnood wordt aangenomen, het wellicht schort aan kennis bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) over de situatie in Eritrea? Zo nee, op welke manier worden IND-medewerkers ervan bewust gemaakt dat het ambtsbericht Eritrea onvolledig is, aangezien er geen objectieve bronnen beschikbaar zijn en er geen onafhankelijke onderzoekers worden toegelaten, zoals in het ambtsbericht zelf staat beschreven? Zo ja, bent u bereid om de kennis hierover te intensiveren?


X Noot
1

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 2249

X Noot
2

Rapportage Vreemdelingenketen 2016 p.23

Naar boven