Vragen van het lid Nijboer (PvdA) aan de Minister van Economische Zaken over schade door zoutwinning en gaswinning bij Veendam, Muntendam, Hoogezand, Tripscompagnie en Borgercompagnie (ingezonden 1 september 2017).

Vraag 1

Bent u bekend met de vele schadegevallen in Veendam, Muntendam, Hoogezand, Tripscompagnie en Borgercompagnie?1

Vraag 2

Weet u dat deze inwoners al vele jaren strijden voor compensatie en telkens nul op het rekest kregen?

Vraag 3

Erkent u dat de combinatie van gas- en zoutwinning tot extra risico’s op schade kan leiden?

Vraag 4

Erkent u dat de bodem op plekken tot 360 mm daalde?2 Wat betekent dat voor de omgeving?

Vraag 5

Hoe verhoudt de compensatie die er is voor overheden vanwege bodemdaling zich tot de compensatie voor mensen met een woning? Is dat niet scheef?

Vraag 6

Op welke wijze wordt er rekening gehouden met deze opeenstapeling van risico’s in het toezicht en het verlenen van winningsvergunningen?

Vraag 7

Wordt er ook rekening gehouden met indirecte schade veroorzaakt door gas- en zoutwinning, bijvoorbeeld door bodemdaling, wisselend waterpeil en daarmee samenhangende schade? Op welke manier?

Vraag 8

Houdt het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) voldoende toezicht op de zoutwinning door Nedmag en de gecombineerde effecten van zout- en gaswinning?

Vraag 9

Hoe wordt voorkomen dat bewoners met schade van het kastje naar de muur, in casu naar de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM), het waterschap, Nedmag, verzekeraars en anderen, worden gestuurd? Waarom helpt de overheid mensen niet beter?

Vraag 10

Is het schadeprotocol dat thans functioneert niet verouderd omdat geen rekening wordt gehouden met gaswinning?

Vraag 11

Bent u bereid een nieuw schadeprotocol op te stellen en daarbij het schadeprotocol dat nu wordt vastgesteld voor de gaswinning als uitgangspunt te nemen? Zo nee, waarom niet?

Naar boven