Vragen van het lid Van den Hul (PvdA) aan de Minister van Buitenlandse Zaken over het bericht «B’Tselem chief: Israel sabotaging fight against anti-Semitism to retain West Bank» (ingezonden 10 juli 2017).

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het bericht «B’Tselem chief: Israel sabotaging fight against anti-Semitism to retain West Bank»1, waarin Hagai El-Ad, directeur van de Israëlische mensenrechtenorganisatie B’Tselem, waarschuwt dat de Israëlische regering de strijd tegen antisemitisme ondermijnt om de bezetting met minimale repercussies van de internationale gemeenschap te kunnen handhaven?

Vraag 2

Deelt u de zorg van El-Ad dat de Israëlische regering internationale kritiek op haar beleid op de Westelijke Jordaanoever wil inperken door daar het etiket «antisemitisch» op te plakken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid de Israëlische regering aan te sporen om kritiek op haar bezettingsbeleid niet te vermengen met antisemitisme?

Vraag 3

Op welke wijze draagt u uw standpunt «dat het van belang is om onderscheid te blijven maken tussen stellingname ten aanzien van Israël en antisemitisme»2 nationaal en internationaal uit?

Vraag 4

Deelt u de zorgen, zoals geuit door joodse vredesorganisaties3 en de Britse jurist Hugh Tomlinson4, dat de werkdefinitie van antisemitisme die de International Holocaust Remembrance Alliance (IHRA) in 2016 heeft aangenomen en sindsdien promoot5, het door u gehanteerde onderscheid tussen stellingname ten aanzien van Israël en antisemitisme vertroebelt en daarom, en door onduidelijkheid in de formulering ervan, geen passend en effectief instrument voor overheidsinstellingen is en de vrijheid van meningsuiting dreigt aan te tasten? Zo nee, waarom niet?

Vraag 5

Op welke wijze waarborgt het kabinet bij de bestrijding van antisemitisme dat het onderscheid met kritiek op beleid van de staat Israël bewaakt wordt, zodat de overheid in de strijd tegen antisemitisme, die dringend geboden is, geen inbreuk maakt op mensenrechten en democratische vrijheden? Kunt u in uw antwoord toelichten hoe de verplichtingen van regeringen en overheden onder het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens hierbij worden nageleefd?

Naar boven