Vragen van het lid Omtzigt (CDA) aan de Staatssecretaris van Financiën over de opschorting
en stopzetting van kinderopvangtoeslag (ingezonden 10 juli 2017).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van de Raad van State, waarbij de Belastingdienst
in het ongelijk is gesteld en een aan ouder, wiens kinderopvangtoeslag in september
2014 is stopgezet en is teruggevorderd voor dat jaar, alsnog moet worden uitbetaald?1
Vraag 2
Hoe beoordeelt u de gang van zaken in dit specifieke geval? Kunt u aangeven welke
zaken er in uw ogen zijn misgegaan bij de Belastingdienst/Toeslagen?
Vraag 3
De Raad van State is van oordeel dat de Belastingdienst/Toeslagen bij de stopzetting
van het voorschot niet heeft gehandeld in overeenstemming met de systematiek van de
Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), omdat opschorting op grond van
artikel 23 Awir meer wettelijke waarborgen biedt dan het op nihil stellen van het
voorschot op grond van artikel 16, vijfde lid, Awir en betrokkene niet gewezen is
op de mogelijkheid om bezwaar aan te tekenen; bij hoeveel mensen heeft de Belastingdienst/Toeslagen
een voorschot stopgezet zonder dat zij op de mogelijkheid gewezen zijn dat zij hiertegen
bezwaar konden maken?
Vraag 4
Van hoeveel mensen die via het betreffende gastouderbureau kinderopvangtoeslag kregen
is de kinderopvangtoeslag stopgezet en teruggevorderd? Bij hoeveel mensen is dit achteraf
teruggedraaid?
Vraag 5
Hoeveel van deze mensen hebben bezwaar gemaakt en hoeveel van deze bezwaren zijn op
tijd behandeld? Kunt u aangeven hoe lang het gemiddelde bezwaar geduurd heeft?
Vraag 6
Van hoeveel toeslaggerechtigden is het bezwaar afgewezen met als motivering dat zij
na de datum van stopzetting niet de volledige kosten betaald hadden en daarom voor
het hele jaar geen recht hadden op kinderopvangtoeslag?
Vraag 7
Klopt het dat ouders is verzocht om met bewijsstukken naar het belastingkantoor te
komen en dat deze ouders maanden later een bericht ontvingen dat: «Op basis van de
bewijsstukken hebben wij de aanvraag opnieuw beoordeeld. Wij zetten uw aanvraag kinderopvangtoeslag
stop omdat de bewijsstukken niet juist waren», maar dat deze ouders, hoezeer ze ook
aandrongen, niet te horen kregen welke stukken onjuist waren in de ogen van de Belastingdienst?
Vraag 8
Hoeveel mensen hebben in 2014 en 2015 een brief ontvangen van de Belastingdienst dat
hun toeslag is stopgezet vanwege onjuiste bewijsstukken, zonder dat vermeld werd welke
bewijsstukken niet juist waren?
Vraag 9
Hoe kan een toeslaggerechtigde, wiens toeslag wordt stopgezet of teruggevorderd en
die afhankelijk is van de toeslag om de kosten van kinderopvang te kunnen betalen,
snel aantonen dat de toeslag ten onrechte is stopgezet of teruggevorderd?
Vraag 10
Kunt u de beleidsinstructies voor het stopzetten, controleren en terugvorderen van
kinderopvangtoeslag in 2014 en 2015 openbaar maken?
Vraag 11
Mag de Belastingdienst opschorten of stopzetten als de toeslaggerechtigde de gevraagde
informatie aanlevert en deze informatie geen aanwijzingen bevat dat geen recht bestaat
op toeslagen?
Vraag 12
Waren de beleidsinstructies voor controle, stopzetten en terugvorderen van kinderopvang
2014 en 2015 in overeenstemming met de Awir? Indien zij niet in overeenstemming daarmee
waren, op welk(e) punt(en) was er dan een afwijking?
Vraag 13
Welke wijzigingen in beleid vonden er plaats in 2013 en 2014 naar aanleiding van de
zogenaamde Bulgarenfraude?
Vraag 14
Zijn er ouders, kinderopvanginstellingen/gastouders en bemiddelingsbureaus die een
onnodig grote schade geleden hebben van het abrupt stopzetten en terugvorderen van
kinderopvangtoeslag in 2014? Zo ja, om hoeveel mensen en instellingen gaat het dan?
Vraag 15
Kunt u deze vragen een voor een en binnen de reguliere termijn van drie weken beantwoorden?
X Noot
1ABRvS 8 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:589.