Vragen van het lid Kooiman (SP) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht dat veel meer kinderen residentieel geplaatst worden, in plaats van in een (pleeg)gezin (ingezonden 2 juni 2017).

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van de nieuwste CBS-cijfers betreffende jeugdhulp met verblijf in 2016?1

Vraag 2

Hoe verklaart u de toename van «jeugdhulp met verblijf» van circa 33.000 in 2015 naar ruim 36.000 in 2016?

Vraag 3

Hoe verklaart u de afname van het aandeel pleegzorg en de (forse) toename van de categorie «ander verblijf bij jeugdhulpaanbieder»?

Vraag 4

Hoe verhoudt deze ontwikkeling zich tot het aangenomen amendement over «inhuisplaatsen» in de Jeugdwet? Deelt u de mening dat deze CBS-cijfers lijken te duiden op een onwenselijke ontwikkeling, die haaks staat op de bedoelde effecten van de Jeugdwet?

Vraag 5

Wat gaat u doen om deze ontwikkeling te keren?

Vraag 6

Bent u bereid nader te onderzoeken waar de toename van «ander verblijf bij jeugdhulpaanbieder» concreet heeft plaatsgevonden: betreft het met name een specifieke zorgvorm of specifieke regio’s en zo ja, welke dan? Zo ja, wanneer kunnen wij dit onderzoek verwachten?

Vraag 7

Bent u bereid deze vragen (ruim) voor het Algemeen overleg Jeugdhulp van 8 juni a.s. te beantwoorden?

Naar boven