Vragen van de leden Buitenweg (GroenLinks) en Jasper vanDijk (SP) aan de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over de beoordeling van homoseksualiteit door de IND (ingezonden 24 mei 2017).

Vraag 1

Kent u het bericht dat een homoseksuele asielzoeker uit Alkmaar wordt uitgezet omdat zijn homoseksualiteit door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) onvoldoende bewezen wordt geacht?1

Vraag 2

Kunt u aangeven waarom het niet als bewijs van homoseksualiteit kan worden erkend als twee asielzoekers zich overtuigend in Nederland presenteren als partners? Zo nee, waarom niet?

Vraag 3

Wat is de reden dat in de werkinstructie van de IND over de beoordeling van de geloofwaardigheid van homoseksuele gerichtheid, een sterke nadruk wordt gelegd op de beschrijving van het proces van bewustwording van homoseksuele gevoelens en wat de asielzoeker aan de hand daarvan in het land van herkomst is overkomen? Is het doel van de werkinstructie dat hiermee asielzoekers, die in het land van herkomst niet zijn uitgekomen voor hun homoseksualiteit en daarom zijn vervolgd, geen aanspraak kunnen maken op asiel in Nederland?

Vraag 4

Deelt u de opvatting dat vragen vanuit de IND aan asielzoekers over waar hun homoseksuele gevoelens vandaan zijn gekomen en hoe deze gevoelens zich hebben ontwikkeld de indruk geven dat seksuele oriëntatie stuurbaar is en niet onderdeel zijn van iemands persoon? Bent u derhalve van mening dat deze vragen geen plaats dienen te hebben in een verhoor? Bent u bereid de werkinstructies van het IND hierop aan te passen?

Vraag 5

Deelt u de opvatting dat de huidige werkinstructie van de IND in onvoldoende mate rekening houdt met de taboesfeer waarin homoseksualiteit zich in veelvoorkomende landen van herkomst bevindt en de gevolgen dat dit mogelijk heeft voor het bewustwordingsproces van LHBTI’ers? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid de werkinstructie op dit punt te wijzigen?

Naar boven