Vragen van het lid Marcouch (PvdA) aan de Minister van Veiligheid en Justitie over
een gebrek aan diversiteit bij de politie (ingezonden 8 februari 2017).
Vraag 1
Kent u de berichten «Te witte politie mist contact samenleving», «Zonder minderheden
gaan we naar de Filistijnen»1 en «We moeten nú sprongen maken»2 en herinnert u zich eerdere vragen over discriminatie van allochtone politieagenten
binnen de politieorganisatie?3
Vraag 2
Deelt u de mening dat voor het behoud van het vertrouwen in, de legitimiteit en de
effectiviteit van de politie de samenstelling van het politiekorps een afspiegeling
van de Nederlandse samenleving zou moeten zijn? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Vraag 3
Hoe komt het dat bewindspersonen en korpsleiding al vele jaren erkennen dat een grotere
diversiteit bij de politie wenselijk is, maar dat dat blijkbaar nog steeds niet of
in onvoldoende mate gebeurt? Wat gaat er concreet veranderen om die diversiteit eindelijk
wel te bewerkstelligen?
Vraag 4
Welke concrete doelstellingen zijn er om meer diversiteit op leidinggevend niveau
te bereiken? Hoe lang bestaan daar al doelstellingen voor? Met welk resultaat?
Vraag 5
Deelt u de mening dat het gewenst is om bij vacatures binnen de Top61 van hoogste
politiefunctionarissen alleen in te vullen met personen met een migratieachtergrond?
Zo ja, hoe gaat u hier voor zorgen? Zo nee, waarom niet?
Vraag 6
Weet u hoeveel agenten met een migratieachtergrond er op dit moment zijn? Zo ja, hoeveel
zijn dit en in welke rangen zijn zij te vinden? Zo nee, waarom weet u dit niet?
Vraag 7
Deelt u de mening dat indien het streefcijfer voor de instroom van aspiranten met
een migratieachtergrond 25% moet zijn, dan ook geregistreerd moet worden welke achtergrond
aspiranten hebben? Zo ja, gebeurt dit dan ook? Zo nee, waarom niet?
Vraag 8
Hoe lang bestaat het streven al om 25% van de politie uit agenten met een migratieachtergrond
te laten bestaan? Tot welk resultaat heeft dit geleid?
Vraag 9
Herkent u in de woorden van de politiecommissaris Noord-Nederland dat er sprake is
van «een verharding binnen het korps» en dat het gevolg daarvan is «een uitstroom
van collega's die aangeven zich niet meer geaccepteerd te voelen [...] Die zeggen:
ik kan mijzelf hier niet zijn, dus ik moet op zoek naar een plek waar ik dat wel kan.»,
en «Zeker in de afgelopen jaren heb ik veel agenten zien vertrekken. Dat zijn collega's
die zeggen dat ze zich niet geaccepteerd voelen»? Zo ja, deelt u de mening dat dit
een onthutsende conclusie is en waarom? Zo nee, waarom herkent u dit niet?
Vraag 10
Wat bedoelt de korpschef concreet als hij zegt «het onderwerp persoonlijk naar zich
toe te zullen trekken de komende tijd. Vanwege het grote belang. Er is nu beweging,
en die beweging gaan we versnellen»? Hoe gaat hij die beweging concreet versnellen?
Vraag 11
Welke rol heeft de denktank Pharresia binnen de politieorganisatie? Waaruit bestonden
de adviezen van de afgelopen jaren aan de politieleiding en wat is daar concreet mee
gedaan?
Vraag 12
Wordt Pharresia betrokken bij de uitwerking van plannen om meer agenten met een niet-westerse
achtergrond aan te trekken en te behouden? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Vraag 13
Deelt u de stelling van Pharresia dat er te «weinig progressie in de stugge politiecultuur
en het diversiteitsbeleid» is? Zo ja, waarom en wat gaat u daar aan doen? Zo nee,
waarom deelt u die stelling niet?
Vraag 14
Wordt bij de uitwerking van een strategische visie 2020 door de Nationale Politie
het onderwerp diversiteit betrokken? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
X Noot
1beiden Volkskrant, 3 februari 2017
X Noot
2Volkskrant, 4 februari 2017
X Noot
3Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2013–2014, nr. 920