Vragen van de leden Dik-Faber (ChristenUnie) en Bouwmeester (PvdA) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over een uitspraak van de Hoge Raad over medezeggenschap in zorginstellingen (ingezonden 24 januari 2017).

Vraag 1

Bent u bekend met de uitspraak van de Hoge Raad d.d. 16 december 2016 over medezeggenschap in zorginstellingen?1

Vraag 2

Deelt u de mening dat medezeggenschap voor cliënten en hun verzorgenden zo lokaal mogelijk dient te worden vormgegeven? Zo ja, hoe staat u tegenover deze uitspraak en de verwijzing naar verantwoordelijkheid van de wetgever? Zo nee, waarom niet?

Vraag 3

Kunt u aangeven welke gevolgen deze uitspraak volgens u heeft voor de medezeggenschap in zorginstellingen?

Vraag 4

Klopt het dat in het wetsvoorstel voor de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen (Wmcz) het instellingsbegrip wordt losgekoppeld van een toelating in het kader van de Wet toelating zorginstellingen (WTZi)? Zo ja, hoe wordt het instellingsbegrip in het wetsvoorstel omschreven?

Vraag 5

Kunt u toezeggen dat cliënten en patiëntenraden in de nieuwe wet niet alleen per instelling (zo lokaal mogelijk) zeggenschap krijgen, maar dat dit ook wordt gefaciliteerd door een apart budget en ondersteuning per raad en locatie vast te stellen?

Vraag 6

Bent u voornemens om op korte termijn maatregelen te treffen, zodat lokale cliëntenraden na deze uitspraak niet zomaar opgeheven worden? Zo ja, kunt u aangeven welke maatregelen dat zijn? Zo nee, waarom niet?

Vraag 7

Hoe wilt u voorkomen dat de vertraging in de wetgeving over medezeggenschap ertoe leidt dat cliënten en patiënten het sluitstuk worden van beleid, nu de governance en positie van bestuurders al wel is geregeld, maar de medezeggenschap nog niet?

Vraag 8

Kunt u aangeven op welke termijn u de nieuwe Wmcz naar de Kamer stuurt?

Naar boven