Vragen van het lid Mei LiVos (PvdA) aan de Minister van Economische Zaken over de
bescherming van de universele postdienstverlening en de werkgelegenheid in Nederland
(ingezonden 19 januari 2017).
Vraag 1
Herinnert u zich het debat over de mogelijke overname van PostNL op 15 november jl.?1
Vraag 2
Herinnert u zich dat, in het kader van een discussie over het toestemmingsvereiste
bij de overgang van substantiële aandelenpakketten, u toegezegd heeft de Poolse casus
te onderzoeken?
Vraag 3
Klopt het dat u dit nog niet gedaan heeft? Kunt u dit alsnog doen en de Kamer hierover
spoedig rapporteren?
Vraag 4
Klopt het dat er in Polen per 1 mei 2016 een nieuwe wet over landbouwgrond (Wet opschorting
verkoop staatslandbouwgronden en aanpassing van enige andere wetten, UWSN), van kracht
is, die de staat de mogelijkheid geeft om elke transactie van landbouwgrond van meer
dan 3.000 vierkante meter te blokkeren door middel van nationalisatie van deze grond
door het staatslandbouwgrondagentschap ANR?
Vraag 5
Klopt het dat de Poolse regering in de toelichting van deze UWSN-wet deze bevoegdheid
baseert op art. 345 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)
(regulering eigendom) en dit beroep hierop slechts onderbouwt met het begrip «voedselveiligheid»?
Vraag 6
Klopt het dat het begrip «voedselveiligheid» in deze wet niet nader onderbouwd wordt,
dat wil zeggen dat er geen verband wordt aangetoond tussen de beoogde eigendomsregulering
enerzijds en het ontbreken van voedsel of hongersnood anderzijds?
Vraag 7
Klopt het dat er in deze wet een impliciete (niet als zodanig genoemde) aanname zit
dat buitenlandse eigenaren van landbouwgrond de voedselproductie zullen staken of
verstoren, om op die manier een gebrek aan voedsel te veroorzaken? Hoe redelijk en
waarschijnlijk is deze aanname, ook in het licht van het Europese recht?
Vraag 8
Klopt het dat in deze wet en de toelichting daarop geen nadere uitleg wordt gegeven
over waarom art. 345 VWEU voorrang zou moeten krijgen boven art. 63 VWEU (vrijheid
van kapitaalverkeer) en art. 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag voor
de Rechten van de Mens (EVRM) (bescherming van het eigendomsrecht)?
Vraag 9
Klopt het dat er tegen Polen geen infractieprocedure loopt vanwege deze UWSN-wet?
Klopt het dus dat door middel van art. 345 VWEU blijkbaar een heel vergaande regulering
van eigendom mogelijk is?
Vraag 10
Deelt u de mening dat de bescherming van het nationale postbedrijf, met een unieke
distributie-infrastructuur en als grootste werkgever van Nederland, een veel groter
algemeen belang vertegenwoordigt dan afgelegen stukjes landbouwgrond van 3.000 vierkante
meter?
Vraag 11
Waarom heeft dan volgens u de regulering van eigendom van PostNL op basis van dwingende
redenen van algemeen belang «geen kans van slagen»?
Vraag 12
Deelt u de mening dat Nederland niet het braafste jongentje van de klas moet zijn?
Deelt u de mening dat Nederland sterk en sociaal en assertief moet zijn, en gewoon
op moet komen voor de eigen Nederlandse publieke belangen, zoals alle andere EU-landen
dat ook gewoon doen?
Vraag 13
Waarom wilt u het wetsvoorstel ongewenste zeggenschap specifiek voorbehouden aan «strategische
infrastructuur voor de nationale veiligheid en openbare orde», waardoor de postsector
er niet onder zou vallen?
Vraag 14
Heeft de Kamer ooit specifiek aangegeven dat het slechts om bedrijven zou moeten gaan
die behoren tot de «strategische infrastructuur voor de nationale veiligheid»?
Vraag 15
Waarom zou het wetsvoorstel ongewenste zeggenschap niet ook moeten kunnen gelden voor
het grote publieke belang van werkgelegenheid (bij PostNL) en de universele postdienstverlening?
Vraag 16
Kunt u bij het beantwoorden van vraag 15 ingaan bij het gestelde in vraag 4 tot en
met 10? In hoeverre is het Nederlandse belang van werkgelegenheid en de universele
postdienstverlening niet minstens even belangrijk als de bescherming van ieder afgelegen
stukje landbouwgrond?