Vragen van het lid Van Bommel (SP) aan de Minister van Buitenlandse Zaken over het rapport van de Europese Rekenkamer over EU-bijstand aan Oekraïne (ingezonden 9 december 2016).

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het rapport «EU-bijstand aan Oekraïne» van de Europese Rekenkamer?1

Vraag 2

Deelt u de mening dat het zorgwekkend is dat de resultaten van een doeltreffende uitvoering van het anti-corruptiebeleid (FAC) «nog te bezien» vallen?2 Kunt daarbij ook reflecteren op het feit dat de meeste mensen die tegen het Oekraïneverdrag stemden dat deden vanwege de hoge mate van corruptie in het land3, en de uitspraken van de premier aangaande het belang van corruptiebestrijding in Oekraïne4?

Vraag 3

Hoe oordeelt u over het feit dat er in 2014 een Europees steunpakket van 11,2 miljard euro beschikbaar is gesteld aan Oekraïne «zonder vooraf bepaalde strategie»?5 Erkent u dat ook in een noodgeval op korte termijn een strategie uitgedacht kan en moet worden? Waarom is dit niet gebeurd?

Vraag 4

Is er volgens u sprake van duurzame corruptiebestrijding in Oekraïne, al dan niet gesteund door de EU? Zo ja, kunt u daar voorbeelden van geven?

Vraag 5

Welke rol vervult het Oekraïense maatschappelijk middenveld in de corruptiebestrijding?

Vraag 6

Kunt u reageren op het feit dat er tot op heden geen enkele significante impact van het handelsverdrag op de Nederlandse handel met Oekraïne waar te nemen valt, gezien het feit dat het kabinet meermaals gewezen heeft op de voordelen van het handelsverdrag voor het Nederlandse bedrijfsleven?6

Toelichting:

Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van de leden Ten Broeke en Taverne (beiden VVD), ingezonden 8 december 2016 (vraagnummer 2016Z23531)

Naar boven