Vragen van het lid Van Laar (PvdA) aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over vermeende invloed van president Assad bij de verstrekking van VN-hulp aan Syriërs (ingezonden 12 september 2016).

Vraag 1

Bent u bekend met de manier waarop de VN dient samen te werken met overheden bij het verstrekken van hulp aan bevolkingsgroepen in nood, zoals geschetst wordt in het artikel van de New York Times1? Wat is uw reactie daarop?

Vraag 2

Bent u bereid navraag te doen bij de VN over de vermeende invloed die president Assad heeft op de verstrekking van hulp aan de bevolking van Syrië? Bent u bereid de Kamer hierover te informeren?

Vraag 3

Kunt u toelichten of de regel dat de VN samenwerking moet aangaan met de overheden waaraan hulp verstrekt wordt, in alle gevallen nageleefd moet worden?

Vraag 4

Bent u het ermee eens dat er in het geval van de situatie in Syrië een uitzondering gemaakt zou moeten worden op deze regel?

Vraag 5

Welke mogelijkheden ziet u om er zorg voor te dragen dat de VN alsnog de niet president Assad gezinde gebieden bereikt? Mocht dit niet lukken, welke alternatieven ziet u dan?

Vraag 6

Op welke wijze kunt u samen met de internationale gemeenschap een rol spelen om de banden tussen de Syrische hulporganisaties en de VN te herstellen?

Vraag 7

Heeft u het vermoeden, of aanleiding daartoe, dat er ook in andere delen van de wereld overheden een dusdanig negatieve invloed hebben op de verdeling van VN-hulp? Zo nee, hoe kunt u daar zeker van zijn en bent u bereid naar aanleiding van deze berichtgeving, al dan niet in internationaal verband, de risico's op negatieve beïnvloeding van de VN expliciet te onderzoeken?


X Noot
1

New York Times, «73 Syrian Aid Groups Suspend Cooperation with UN», 8 september 2016, http://www.nytimes.com/2016/09/09/world/middleeast/syria-aid-united-nations.html?smid=tw-nytimesworld&smtyp=cur&_r=0

Naar boven