Vragen van de leden Maij en Marcouch (beiden PvdA) aan de Ministers van Buitenlandse Zaken en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de door Turkije verspreide lijst van zogenaamde Gülenorganisaties in Nederland (ingezonden 1 september 2016).

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het bericht dat Turkije een lijst met Nederlandse «Gülenorganisaties» heeft opgesteld die door het Turkse staatspersbureau is verspreid?1

Vraag 2

Wat is uw reactie op dit bericht?

Vraag 3

Welke organisaties worden op de lijst als «Gülenorganisatie» aangemerkt? Wat is de bedoeling van het Turkse staatspersbureau om deze te publiceren?

Vraag 4

Deelt u de mening dat het absoluut onwenselijk is dat de Turkse overheid zich op deze wijze bemoeit met Nederlandse organisaties en daar een stempel op drukt? Zo ja, deelt u de vrees dat dit tot nieuwe verdeeldheid in de samenleving gaat leiden? Wat gaat u daar aan doen?

Vraag 5

Hoe is te verklaren dat Turkije deze lijst verspreidt terwijl in de afgelopen dagen juist over dit soort Turkse bemoeienis van uw zijde op het hoogste niveau contact is geweest met de Turkse premier Erdogan? Wat heeft u besproken met uw Turkse collega’s en welke afspraken zijn daar gemaakt?

Vraag 6

Welke gesprekken heeft u van de zijde van het kabinet de afgelopen weken gehad met Turkse organisaties, en wat waren daarvan de resultaten? Op welke wijze probeert u te voorkomen dat de onderlinge spanningen tussen Turkse Nederlanders verder oplopen en dat sommige mensen en organisaties in het verdachtenbankje blijven?

Vraag 7

Op welke wijze gaat u de in de verspreide lijst als «Gülenorganisatie» aangemerkte organisaties aanvullend beschermen tegen mogelijke vijandigheden als gevolg van het verspreiden van deze lijst?

Naar boven