Vragen van de leden Taverne en Ten Broeke (VVD) aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over uitspraken van de Nederlandse ambassadeur in Kenia (ingezonden 26 juli 2016).

Vraag 1

Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere Kamervragen over de uitspraken van de Nederlandse ambassadeur in Kenia?1 Zo ja, bent u van mening dat u alle vragen daar volledig heeft beantwoord?

Vraag 2

Bent u van mening dat de kennis van ambassadeurs over de lokale context cruciaal is voor het ontwikkelen en uitdragen van de Nederlandse inzet voor buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking?

Vraag 3

Welke opmerkingen uit het bewuste interview met Vice Versa2 wijken af van de Nederlandse inzet op het gebied van buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking?

Vraag 4

Kunt u een omschrijven wat u in deze context bedoelt met een stevig gesprek?

Vraag 5

Heeft u naar aanleiding van openbare waarnemingen van ambassadeurs nog meer stevige gesprekken gevoerd met ambassadeurs? Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom rechtvaardigt juist dit interview een stevig gesprek?

Vraag 6

Hoe verhoudt het voeren van een stevig gesprek naar aanleiding van genoemd interview zich volgens u met de vrijheid van meningsuiting zoals vervat in artikel 6 van de Grondwet en artikel 10 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM)?

Vraag 7

Kunt u bovenstaande vragen elk afzonderlijk beantwoorden?


X Noot
1

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 3156

Naar boven