Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de Minister van Veiligheid en Justitie over het archaïsch taalgebruik door gerechtsdeurwaarders (ingezonden 26 juli 2016).

Vraag 1

Wat is er gebeurd en verbeterd sinds de reactie van uw voorganger op aanbeveling 23 van het rapport Noblesse Oblige van de Commissie evaluatie Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (Commissie Van Der Winkel) over het ouderwetse taalgebruik in exploten van gerechtsdeurwaarders?1

Vraag 2

Waarom wordt in een exploot nog steeds gesproken over bijvoorbeeld «het aldaar mijn exploot doende en aldus afschrift dezes latende aan» en «te betalen de som van (...), vermeerderd met de wettelijke rente, over een bedrag van (...), vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening en met hoofdelijke veroordeling tevens van gedaagden in de kosten van dit geding»?

Vraag 3

Zijn er voor wat betreft het hanteren van ouderwets taalgebruik verschillen tussen gerechtsdeurwaarders? Zo ja, hoe verklaart u dat?

Vraag 4

Welke initiatieven zijn er nu al om begrijpelijkere taal te bevorderen? Maken gerechtsdeurwaarders daar ook gebruik van en kunt u dat toelichten?

Vraag 5

In hoeverre worden gerechtsdeurwaarders door de wet gedwongen archaïsch woordgebruik te hanteren in hun exploten? Zijn er verbeteringen in de wet mogelijk om dit te voorkomen?

Vraag 6

Wat zou er volgens u nog meer gedaan kunnen worden om begrijpelijkere taal in exploten te bevorderen zonder dat de juridische kwaliteit en nuance verloren gaan?


X Noot
1

Kamerstuk 32 123 VI, nr. 64, pagina 3

Naar boven