Vragen van de leden AgnesMulder (CDA), Dijkgraaf (SGP), Jasper vanDijk (SP), Bruins (ChristenUnie), De Roon (PVV) en Grashoff (GroenLinks) aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de voorlopige toepassing van het vrijhandelsverdrag met Canada (CETA) (ingezonden 3 juni 2016).

Vraag 1

Herinnert u zich dat de Minister van Buitenlandse Zaken geantwoord heeft dat unanimiteit nodig is voor Raadsbesluiten om het associatieverdrag tussen Oekraïne, de EU en haar lidstaten voor een groot deel voorlopig van toepassing te verklaren?1

Vraag 2

Klopt het dat Nederland dus effectief een vetorecht had bij de twee besluiten over de voorlopige toepassing van het associatieverdrag met Oekraïne?

Vraag 3

Klopt het dat Nederland dus ook effectief een vetorecht heeft bij een eventueel besluit over voorlopige toepassing van CETA?

Vraag 4

Welke juridische adviezen over voorlopige toepassing van EU-verdragen heeft de Nederlandse regering of de Europese Raad het afgelopen jaar ontvangen?

Vraag 5

Kunt u deze juridische adviezen over voorlopige toepassing zo spoedig mogelijk openbaar maken?

Vraag 6

Kunt u deze vragen beantwoorden voor het plenaire debat over CETA, dat volgende week wordt gehouden?


X Noot
1

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 1401

Naar boven