Vragen van de leden Voordewind (ChristenUnie), Ten Broeke (VVD) en Van der Staaij (SGP) aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de indirecte Nederlandse steun aan de Boycot, Desinvesteringen en Sancties (BDS)-beweging (ingezonden 1 juni 2016).

Vraag 1

Is het waar dat NGO’s (non-gouvernementele organisaties) die gesteund worden met Nederlands belastinggeld vervolgens andere NGO’s steunen met een uitgesproken BDS-agenda? Zo ja, hoe verhoudt deze steun zich tot de subsidiecriteria voor organisaties werkzaam in Israël en de Palestijnse gebieden?

Vraag 2

Acht u het wenselijk dat Nederlands belastinggeld indirect een bijdrage levert aan het bevorderen van de BDS-agenda? Deelt u de mening dat de BDS-agenda haaks staat op de Nederlandse beleid ten aanzien van Israël en de Palestijnse gebieden? Zo nee, waarom niet?

Vraag 3

Herinnert u zich nog uw antwoorden op eerder gestelde vragen waarin u stelt dat de organisatie Human Rights and Humanitarian Law International Secretariat, gesteund door onder meer Nederland, «een zorgvuldige selectieprocedure hanteert» en dat betrokken organisaties «zich dienen te houden aan de strenge voorwaarden die het secretariaat stelt»?1 Is het waar dat deze organisatie Israël omschrijft als een «racistisch regime» en juridische acties tegen Israël ondersteunt en aanmoedigt? Klopt het tevens dat deze organisatie andere organisaties, zoals Badil, financieel ondersteunt terwijl deze organisaties een uitgesproken BDS-agenda propageren? Kunt u aangeven hoe dergelijke uitlatingen zich verhouden met een zorgvuldige selectieprocedures en strenge voorwaarden?

Vraag 4

Kunt u een overzicht verschaffen van de NGO’s die door Nederland gesteund worden en indirect of direct een bijdrage leveren aan de BDS-agenda?


X Noot
1

Aanhangsel bij de Handelingen 2015–2016, nr. 2371.

Naar boven