Vragen van de leden Bruins (ChristenUnie), Jasper vanDijk (SP), Dijkgraaf (SGP), Grashoff (GroenLinks), De Roon (PVV), JanVos (PvdA) en AgnesMulder (CDA) aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de voorlopige inwerkingtreding van het handelsakkoord tussen de EU en Canada (CETA) (ingezonden 18 mei 2016).

Vraag 1

Bent u bekend met de artikelen «Malmström: half juni besluit over handelsakkoord met Canada»1 en «Brussel wil handelsakkoord met Canada in oktober ondertekenen»2 in het Financieel Dagblad en met het artikel «Row over parliamentary approval overshadows EU-Canada free trade deal» in het Europe Online Magazine van 13 mei 2016?3

Vraag 2

In hoeverre is de uitspraak van Eurocommissaris voor Handel, Malmström, juist, zeker en betrouwbaar dat het Europees parlement wordt geraadpleegd nadat de Commissie op 20 juni a.s. CETA heeft voorgelegd aan de Raad van regeringsleiders met een voorstel voor voorlopige inwerkingtreding?

Vraag 3

Op welke wijze heeft u invulling gegeven aan de motie Grashoff/Jan Vos4 waarin de Tweede Kamer de regering verzoekt een parlementair voorbehoud te maken in het geval de Commissie een voorstel doet voor voorlopige toepassing van CETA en waarin de Kamer de regering verzoekt dat voorstel eerst voor te leggen aan de Tweede Kamer alvorens een standpunt in te nemen? Op welke wijze, wanneer en waar heeft u dit parlementair voorbehoud gemaakt?

Vraag 4

Welke andere landen hebben al een parlementair voorbehoud gemaakt? Waar, wanneer en hoe gebeurde dit?

Vraag 5

Hebt u in uw overleggen reeds een standpunt ingenomen inzake het voornemen om CETA voor te leggen aan de Raad van regeringsleiders met een voorstel voor voorlopige toepassing van CETA? Zo ja, welk standpunt?

Vraag 6

Welke delen van het akkoord zullen wel en niet in werking treden voordat nationale parlementen zich hebben uitgesproken over CETA, nu de EU-ministers willen dat CETA een gemengd akkoord is?

Vraag 7

Volgens eerdere antwoorden van de regering verhoudt voorlopige toepassing zich niet tot het gegeven dat een verdrag niet in werking zal treden, «Voorlopige toepassing is immers gericht op de verwachting dat ratificatie zal geschieden»5, hoe verhoudt deze uitspraak zich met het huidige standpunt en de houding van de regering tegenover CETA, in het licht van het gemaakte parlementair voorbehoud?

Vraag 8

Op welke wijze gaat u in de komende weken verder invulling geven aan de motie Grashoff/Jan Vos?

Vraag 9

Kunt u deze vragen beantwoorden uiterlijk drie weken voordat CETA en het voorstel voor voorlopige inwerkingtreding worden voorgelegd aan de Raad van regeringsleiders?

Naar boven