Vragen van het lid Wolbert (PvdA) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport over mogelijke wijziging van het Planningsbesluit IVF (in vitrofertilisatie)
(ingezonden 11 april 2016).
Vraag 1
Kunt u uitleggen waarom u in antwoorden op eerdere vragen het volgende heeft gesteld:
«een afwijzing van een vergunningaanvraag op grond van een bijna 20 jaar oud planningsbesluit
is juridisch kwetsbaar», terwijl het Planningsbesluit IVF geactualiseerd is per 14-12-2000,
21-02-2004 en 01-10-2014?1 Hebben actualisaties van een besluit dan geen juridische betekenis?
Vraag 2
Klopt het dat in de Wet bijzondere medische verrichtingen staat dat u als Minister
de omvang van de behoefte aan verrichtingen en apparatuur bepaalt (artikel2? Op welke wijze kan een besluit juridisch kwetsbaar zijn als de wet aan u nadrukkelijk
de bevoegdheid geeft de omvang van de behoefte vast te stellen?
Vraag 3
Hoe kan uw besluit om een vergunning voor IVF te weigeren juridisch kwetsbaar zijn
als de wet bepaalt dat een vergunning geweigerd kan worden, indien het verlenen daarvan
in strijd is met artikel 5, waarin staat dat u als Minister de behoefte bepaalt?
Vraag 4
Waarom is bij de actualiseringen van het Planningsbesluit IVF, waarvan de laatste
eind 2014 plaatsvond, de behoefte niet aangepast, terwijl toen juist sprake was van
een toegenomen aantal IVF's?
Vraag 5
Klopt het dat de behoefteraming in 1997 op 12.572 werd vastgesteld, en in 2004 op
15.297, maar dat dit toen geen aanleiding was de behoefte aan te passen in de actualisering
van het Planningsbesluit? Waarom is toen niet gekozen voor uitbreiding van het aantal
vergunningen? Klopt het dat in 2014 de behoefte werd gesteld op 14.115, maar dat dit
ook toen geen aanleiding was het aantal klinieken met een vergunning aan te passen
bij de actualisering van het Planningsbesluit? Waarom is toen niet gekozen voor uitbreiding
van het aantal vergunningen?
Klopt het dat voor 2015 het aantal IVF's nog lager wordt geschat dan in 2014, en er
derhalve sprake is van een daling in de behoefte? Zo ja, waarop is dan nu de uitbreiding
van het aantal vergunningen gebaseerd? Is het wellicht zo dat nu een aanvraag voor
vergunning is gedaan, en dat dit de reden is voor een aanpassing van het Planningsbesluit
IVF?
Vraag 6
Is het besluit om nu over te gaan tot een verruiming van het aantal vergunningen ingegeven
door een of meerdere aanvragen tot vergunning door nieuwe aanbieders? Zo ja, welke
aanbieders hebben een vergunning aangevraagd voor welke locaties? Op welke gronden
bent u ervan overtuigd dat deze aanbieders noodzakelijk zijn om in de behoefte te
voorzien?
Vraag 7
Op welke data zijn aanvragen gedaan voor een vergunning voor IVF vanaf het jaar 2000?
Door hoeveel klinieken? Betreft het Nederlandse of buitenlandse klinieken?
Vraag 8
Waarom heeft u geantwoord dat de rechter, als de kwaliteit in orde is, beperking van
het aanbod tot minder dan de behoefteraming onvoldoende grond vindt voor het weigeren
van de vergunning? Waarop is de stelling gebaseerd dat door het handhaven van het
bestaande aantal vergunningen het aanbod wordt beperkt tot onder de behoefteraming?
Vraag 9
Is de wens het aantal vergunningen voor IVF uit te breiden alleen gebaseerd op de
beleidskeuze om bestaande marktposities niet te willen beschermen, en marktwerking
in de zorg ook ten aanzien van het aanbieden van IVF te introduceren? Zo nee, waarop
is deze keuze dan gebaseerd? Zo ja, is de huidige Wet bijzondere medische verrichtingen
toereikend om deze beleidskeuze door te voeren?
Vraag 10
Kan de jurisprudentie, waar in antwoorden op eerdere vragen naar wordt verwezen, en
waaruit zou blijken dat bij voldoende kwaliteit een vergunning niet geweigerd kan
worden, naar de Kamer gestuurd worden?
X Noot
1Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 2101
X Noot
2Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 2101