Vragen van de leden Jacobi en Monasch (beiden PvdA) aan de Minister van Infrastructuur en Milieu over de zorgen van waterschappen over de verdieping van de Nieuwe Waterweg en de Botlek (ingezonden 6 april 2016)

Vraag 1

Kent u de zorgen van betrokken waterschappen over de aanstaande verdieping van de Nieuwe Waterweg en de Botlek?1

Vraag 2

Deelt u de mening dat zo veel als mogelijk moet worden gepoogd negatieve effecten van de verdieping (verzilting, gevolgen primaire waterkeringen en grondwater) te mitigeren, in plaats van (elders) te compenseren? Worden, zoals eerder in het advies van Rijkswaterstaat (RWS) bepleit, de brongerichte en de compenserende maatregelen nog naast elkaar in beeld gebracht? Zo nee, waarom niet? Hoe wordt geborgd dat effecten die zich pas voordoen op lange termijn worden gemitigeerd of, indien dit niet mogelijk is, gecompenseerd?

Vraag 3

Bent u van mening dat de vele aspecten die te maken hebben met de verdieping van deze vaargeul (zoet water, scheepvaart, waterveiligheid, waterkwaliteit etc.) voldoende in samenhang worden bezien? Hoe wordt dit geborgd?

Vraag 4

Bent u voornemens de gedeelde verantwoordelijkheid van de initiatiefnemer voor het integrale Rijn-Maassysteem op lange termijn onderdeel van de vergunningvoorschriften te laten worden?

Vraag 5

Bent u voornemens het herstellen van de hydraulische weerstand van de bodem van de Nieuwe Waterweg als vergunningsvoorschrift op te nemen? Zo nee, welke andere vereisten ten aanzien van de waterkwaliteit stelt u in de vergunning?

Vraag 6

Hoe beoordeelt u de vrees van de waterschappen dat «bij de benadering van de gevolgen van de verdieping de focus al te zeer op (financiële) compensatie [zal zijn] gericht, terwijl volgens de milieueffectrapportage (MER) wel degelijk bronmaatregelen mogelijk blijken»?2

Vraag 7

Op welke wijze komt u tegemoet aan de zorgen van de waterschappen dat onvoorziene gevolgen en onzekerheden in de MER onvoldoende zijn afgedekt? Bent u voornemens meer concrete maatregelen te beschrijven ten aanzien van verzilting en de gehele Rijn-Maasmonding te monitoren met aandacht voor de gevolgen in de morfologie en verzilting?

Vraag 8

Acht u het eerder door de waterschappen geformuleerde uitgangspunt «geen extra verslechtering door de verdieping» realistisch? Zo nee, waarom niet?

Vraag 9

In hoeverre is inzichtelijk wat de gevolgen zijn van de verdieping voor de zoetwatervoorziening van de land- en tuinbouw in de Zuidplaspolder en bij Greenport Boskoop?

Vraag 10

Welke maatregelen worden getroffen om het indringen van zout water landinwaarts als gevolg van de verdieping tegen te gaan? In hoeverre acht u de aanleg van een zoetwaterscherm haalbaar?


X Noot
1

Zie onder meer de brief van de waterschappen d.d. 22 februari 2016, «Advies waterschappen op vergunningaanvraag Ontgrondingenwet voor Verdieping Waterweg en Botlek», https://www.hhdelfland.nl/over-ons/vergaderoverzicht-bestuur-en-stukken/2016_3_1_college-van-dijkgraaf-en-hoogheemraden, onder 4.3.

X Noot
2

Zie onder meer de brief van de waterschappen d.d. 22 februari 2016, «Advies waterschappen op vergunningaanvraag Ontgrondingenwet voor Verdieping Waterweg en Botlek», https://www.hhdelfland.nl/over-ons/vergaderoverzicht-bestuur-en-stukken/2016_3_1_college-van-dijkgraaf-en-hoogheemraden, onder 4.3.

Naar boven