Vragen van het lid Van der Staaij (SGP) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport over de uitzending over de Levenseindekliniek (ingezonden 18 februari 2016).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de uitzending van de NTR over de Levenseindekliniek?1
Vraag 2
Heeft u ook kennisgenomen van de forse kritiek die op deze uitzending verscheen, van
onder psychiater F. Koerselman in de nabeschouwing2, hoogleraar V. Lamme3, dr. E.J.O. Kompanje4, R. Bruntink5 en het NRC6? Wat is uw reactie daarop?
Vraag 3
Is het volgens u mogelijk om bij patiënten als mevrouw H.G. met semantische dementie,
uit woorden af te leiden of iemand op dit moment een actuele euthanasiewens heeft?
Vraag 4
Wat vindt u ervan dat de arts van de levenseindekliniek uiteindelijk euthanasie heeft
toegepast bij mevrouw H.G. op basis van een eerdere wilsverklaring, terwijl allerminst
duidelijk was dat mevrouw ook een actuele euthanasiewens had en ondraaglijk leed?
Was de wilsverklaring in deze specifieke situatie wel voldoende toegesneden op de
semantische dementie waar mevrouw aan leed?
Vraag 5
Hoe verklaart u dat de artsen van de Levenseindekliniek in alle drie de casussen tot
een volstrekt ander oordeel zijn gekomen dan de eigen huisarts, een ingeschakelde
SCEN-arts en eventueel andere geraadpleegde artsen? Wat zeggen deze haaks op elkaar
staande, uiteenlopende oordelen over één persoon volgens u over de betrouwbaarheid
van het oordeel van de artsen van de levenseindekliniek? Welke maatregelen neemt u
om te voorkomen dat verschillende artsen zo erg uiteenlopend kunnen zijn in hun oordeel?
Vraag 6
Wat vindt u van de ontstane praktijk dat mensen of hun familie van de ene naar de
andere arts gaan op het moment dat een euthanasiewens volgens de eigen arts(en) op
basis van de wettelijke kaders niet kan worden ingewilligd?
Vraag 7
Kunt u reageren op de casus van de psychiatrische patiënt? Hoe sterk moet het volgens
u wegen bij de beoordeling van een euthanasieverzoek dat een doodswens bij deze categorie
patiënten voorbij kan gaan?
Vraag 8
Ziet u in de casus van de heer V. aanleiding voor verbetering van, en investeringen
in psychiatrische zorg, in het bijzonder voor de chronisch zieke psychiatrische patiënten?
Bent u bereid de ontwikkeling van palliatieve psychiatrie te bevorderen, gezien de
uitspraak van psychiater F. Koerselman dat palliatieve psychiatrie kan helpen om het
lijden van mensen met een psychiatrische ziekte te verminderen, maar op dit moment
nog onontwikkeld is?
Vraag 9
Deelt u de mening dat de aanbevelingen van het rapport van de Commissie-Schnabel,
waar het gaat om herwaardering van de ouderdom en aandacht voor zingeving, uiterst
relevant zijn voor de casus van het zogenaamde «Voltooid leven»? Hoe gaat u daar gehoor
aan geven?
Vraag 10
Wat vindt u ervan dat de casussen uit de uitzending het predicaat zorgvuldig van de
regionale toetsingscommissies hebben gekregen? Bent u bereid aan de regionale toetsingscommissies
te vragen of zij tot hetzelfde oordeel gekomen zouden zijn als zij niet alleen de
papieren werkelijkheid, maar ook de echte werkelijkheid, zoals te zien is in de beelden
van de documentaire, in ogenschouw hadden genomen?
Vraag 11
Hoeveel procent van de casussen wordt op dit moment door de toetsingscommissies als
onzorgvuldig bestempeld? Vindt u het geloofwaardig dat, gelet op de complexiteit van
de problematiek, er maar heel weinig casussen het predicaat onzorgvuldig krijgen?
Vraag 12
Wilt u, alles overziend, toezicht op toetsingscommissies organiseren?
Vraag 13
Is het niet onbevredigend dat een rechterlijke toets, door het haast altijd positieve
oordeel van de toetsingscommissies, achterwege blijft bij grensverleggende situaties,
waardoor er geleidelijk wel steeds meer (sterk uiteenlopende) situaties onder de reikwijdte
van de Euthanasiewet vallen?
Vraag 14
Deelt u de mening, alles overwegende, dat de mate waarin iemand uitzichtloos en ondraaglijk
lijdt uiterst subjectief is bij mensen die niet lijden aan een terminale ziekte en
dat euthanasie in dergelijke situaties niet mogelijk moet zijn?