Vragen van het lid Schut-Welkzijn (VVD) aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de brief «Uitvoering motie Export AOW-uitkeringen» (ingezonden 26 januari 2016).

Vraag 1

In de motie over de export van AOW-uitkeringen1 wordt opgeroepen om in onderhandeling te treden met de landen waar meer dan 100 AOW-gerechtigden wonen om met die landen een sociale zekerheidsverdrag te sluiten; hoeveel mensen hebben er voordeel bij zo’n verdrag? Hoeveel van deze mensen hebben meer dan 50% van het wettelijk minimumloon (WML) aan AOW-rechten opgebouwd?

Vraag 2

Het kabinet heeft zich voorgenomen de export van uitkeringen te beperken2; kan aangenomen worden dat de onderhandeling over deze verdragen alleen de AOW betreft en niet andere uitkeringen als de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) of de Algemene nabestaandenwet (Anw)?

Vraag 3

Hoe verhouden de voordelen voor AOW-gerechtigden zich tot de uitvoeringskosten van deze verdragen, bijvoorbeeld de kosten van handhaving? Wilt u hier een overzicht met een vergelijking van geven?

Vraag 4

Deelt u de mening dat de recente ervaring met een poging tot wijziging van het sociale zekerheidsverdrag met Marokko leert dat het niet gemakkelijk is een afgesloten verdrag te wijzigen? Deelt u de mening dat een grondige afweging van de voor- en nadelen van een af te sluiten verdrag op zijn plaats is voordat een dergelijk verdrag wordt afgesloten?

Vraag 5

Bent u bereid een pas op de plaats te maken met nieuw af te sluiten verdragen totdat een dergelijke weging per land heeft plaats gevonden?


X Noot
1

Kamerstuk 34 083, nr. 12

X Noot
2

Kamerstuk 34 083, nr. 18

Naar boven