Vragen van het lid Geurts (CDA) aan de Staatssecretaris van Economische Zaken over het overdragen van de melkveefosfaatreferentie aan opvolgers in de eerste, tweede of derde graad en wijzigen van de rechtsvorm van de onderneming (ingezonden 17 november 2015).

Vraag 1

Deelt u de mening dat de melkveefosfaatreferentie overdraagbaar dient te zijn aan opvolgers in de eerste, tweede of de derde graad, zoals met het amendement Geurts (Kamerstuk 33 979, nr. 59) is vastgelegd in de melkveewet?

Vraag 2

Deelt u de mening dat de melkveefosfaatreferentie niet verloren moet gaan bij het wijzigen van de rechtsvorm van een bedrijf dat wordt voortgezet op dezelfde locatie door een familielid in de eerste, tweede of derde graad? Zo nee, waarom niet?

Vraag 3

Deelt u de mening dat de verandering van rechtsvorm niks verandert aan de fysieke werkelijkheid van het bedrijf op een bepaalde locatie?

Vraag 4

Kunt u toelichten waarom de rechtsvorm van een bedrijf niet gewijzigd kan worden met behoud van de melkveefosfaatreferentie? Welk doel dient deze beperking?

Vraag 5

Bent u bereid om te kijken hoe bij overdracht binnen de eerste, tweede en derde graad er ook voor de jonge opvolgers gekozen kan worden voor een voor de familie passende rechtsvorm? Zo nee, waarom niet?

Vraag 6

Valt het wijzigen van de rechtsvorm bij familieovername aan te merken als bijzondere situatie waarvoor een oplossing gevonden dient te worden, zoals u aangaf tijdens het debat op 13 november 2014?

Vraag 7

Kunt u aangeven, gezien het voornemen van het kabinet om fosfaatrechten in te voeren, hoe dit zich verhoudt tot het verbod op staatssteun met het oog op de eerdere discussie over staatssteun en het invoeren van de melkveefosfaatreferentie?

Vraag 8

Is het kabinet bereid om te kijken hoe de overdracht van de melkveefosfaatreferentie naar derden verruimd zou kunnen worden? Zo nee, waarom niet?

Naar boven