Vragen van het lid Keijzer (CDA) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over kindermishandeling (ingezonden 2 oktober 2015).

Vraag 1

Hoeveel lichamelijk forensische onderzoeken werden door de Forensische Polikliniek Kindermishandeling (FPKM) en eventuele andere particuliere forensisch-pediatrische instituten gedaan in 2014 en 2015 tot 1 september 2015?1

Vraag 2

Hoeveel gespecialiseerde forensisch-pediatrische artsen waren daarbij betrokken? Hoeveel geld ging daarmee gepaard?

Vraag 3

Hoeveel lichamelijk forensisch onderzoeken werden door bij het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) in dienst zijnde gespecialiseerde forensisch-pediatrisch artsen in die periode gedaan?

Vraag 4

Klopt het dat er maar 1 forensisch-pediatrisch gespecialiseerde arts extra bij het NFI werkt sinds 1 september 2015? Zo nee, hoeveel dan wel? Hoeveel gespecialiseerde forensisch-pediatrische artsen werken er totaal bij het NFI? Welke opleiding hebben deze gevolgd?

Vraag 5

Waarop baseert u de deskundigheid van het NFI op het vakgebied van forensisch-medisch onderzoek bij kinderen? Schat u de deskundigheid van de FPKM anders in dan die van het NFI? Zo ja, hoe dan? Waar baseert u dat op, aangezien u schrijft dat acuut en complexe zaken voortaan door het NFI gedaan worden?

Vraag 6

Hoe zijn de in uw brief van 23 september jl. genoemde aantallen van 175 en 90 tot stand gekomen?2

Vraag 7

Waarom tuigt het Ministerie van Veiligheid en Justitie een reeds bestaande functie op binnen het NFI, terwijl er hard bezuinigd moet worden?

Vraag 8

Hoeveel euro is geraamd voor het NFI in 2013, 2014 en 2015? Hoeveel budget komt er bij nu politie en justitie forensisch-pediatrisch onderzoek via het NFI betrekken?

Vraag 9

Waarom is geen gebruik gemaakt van het bestaande landelijke 24/7 loket van de FPKM? Beschikt het NFI ook over die 24/7 landelijke dekking van gespecialiseerde forensisch-pediatrische onderzoeken, of gaat het NFI gebruik maken van deskundigheid bij externe organisaties, zoals de FPKM?

Vraag 10

Op basis waarvan beoordeelt het NFI of en wanneer de expertise van de FPKM ingezet kan worden?

Vraag 11

Wanneer is er sinds 1 augustus 2015 en 1 september 2015 inhoudelijk contact geweest tussen het Ministerie van Veiligheid en Justitie, de FPKM en het NFI over het beëindigen van de samenwerking?

Vraag 12

Op welke regelgeving is gebaseerd dat het NFI preferred supplier is, en waarom was dat voor 1 september 2015 niet het geval?

Vraag 13

Kunt u deze vragen beantwoorden vóór het plenaire debat naar aanleiding van het verslag van het eerder genoemde Algemeen overleg?3


X Noot
1

Algemeen Overleg Kindermishandeling/Geweld in afhankelijkheidsrelaties (GIA), 24 september 2015

X Noot
2

Kamerstuk 31 015 nr. 117

X Noot
3

Algemeen Overleg Kindermishandeling/Geweld in afhankelijkheidsrelaties (GIA), 24 september 2015

Naar boven