Vragen van de leden Omtzigt (CDA), Ulenbelt (SP) en Krol (50PLUS) aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de aanpassing in de Ultimate Forward Rate (UFR) voor pensioenfondsen (ingezonden 30 juli 2015).

Vraag 1

Herinnert u zich dat u in december 2014 aan de Eerste Kamer schreef:

«Naar aanleiding van het debat met uw Kamer over het wetsvoorstel aanpassing financieel toetsingskader heb ik De Nederlandsche Bank (DNB) verzocht om uitstel van de per 1 januari 2015 voorziene wijziging van de ultimate forward rate (ufr) voor pensioenfondsen, in verband met het aangekondigde onderzoek naar het stroomlijnen van deze ufr met de ufr die EIOPA naar verwachting in 2015 zal vaststellen voor Europese verzekeraars.»?1

Vraag 2

Kunt u DNB vragen dat onderzoek openbaar te maken en bij de antwoorden van deze vragen te voegen?

Vraag 3

Zowel de ufr voor verzekeraars als de ufr voor pensioenfondsen impliceert een rentevisie, waarin de DNB een input heeft; waarom verschillen deze twee rentevisies van elkaar?

Vraag 4

Waarom moeten verzekeraars en pensioenfondsen nu verschillende rentevoeten hanteren om toekomstige pensioenverplichtingen te verdisconteren?

Vraag 5

Welke gevolgen gaan de verschillende rentevoeten in de ufr hebben bij waardeoverdracht?

Vraag 6

Hoeveel stijgen de totale pensioenverplichtingen van de Nederlandse pensioenfondsen door de wijziging in de ufr, wanneer die over een jaar helemaal is doorgevoerd?

Vraag 7

Hoeveel stijgen de totale kostendekkende pensioenpremies als gevolg van de hogere ufr? Hoeveel stijgen de totale pensioenpremies?

Vraag 8

Is bij de vaststelling van de ufr rekening gehouden met het drukkend effect van Quantitative Easing op de rentecurve?

Vraag 9

Welk effect heeft de aanpassing van de ufr op de netto lonen en inkomsten van gepensioneerden op korte en langere termijn? Kunt u dat (laten) uitwerken voor een aantal grote fondsen? Zo nee, waarom niet?

Vraag 10

Kunt u in detail aangeven wat de gevolgen zijn voor herstelplannen die al lopen en voor herstelplannen die door wijziging van de ufr moeten worden ingediend?

Vraag 11

Op welke wijze zult u ervoor zorgen dat pensioenfondsen niet zwaar in de problemen komen bij een plots stijgende rente?

Vraag 12

Kunt u deze vragen beantwoorden vóór 30 augustus a.s. en ze samen met het rapport naar de Kamer sturen, zodat ze bestudeerd kunnen worden voor het Algemeen overleg Pensioenen voorzien op 3 september a.s.?


X Noot
1

Kamerstuk 33 972, nr. O

Naar boven